ECLI:NL:RBDHA:2023:5324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
C/09/631184 / HA ZA 22-510
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van stopcontact en houten planken in burenrechtelijke geschil

In deze civiele zaak, die zich afspeelt tussen buren, vorderen eisers de verwijdering van een stopcontact en twee houten planken die door gedaagden aan de gevel van eisers zijn bevestigd. De eisers stellen dat deze aanpassingen inbreuk maken op hun eigendomsrecht. Gedaagden verdedigen zich door te stellen dat de planken zijn aangebracht om wateroverlast te voorkomen, dat afkomstig is van de damwand die eigendom is van eisers. De rechtbank heeft op 12 april 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot verwijdering van de planken toewijsbaar is, omdat partijen een afspraak hebben gemaakt over de verwijdering. De rechtbank wijst de overige vorderingen van eisers af, waaronder de vordering tot het verwijderen van het stopcontact en de tuintegels. De rechtbank concludeert dat gedaagden niet onrechtmatig heeft gehandeld door de planken aan te brengen, maar dat de afspraak tot verwijdering bindend is. De vordering in reconventie van gedaagden wordt afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat eisers onrechtmatig handelen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/631184 / HA ZA 22-510
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] te [plaats],2. [eiser 2] te [plaats],

eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. A.J.M. van Kooten te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] te [plaats],2. [gedaagde 2] te [plaats],

gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. J.W.J. Hijnen te Beverwijk.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] (mannelijk enkelvoud) worden genoemd.

1.De zaak in het kort

Partijen zijn (achter)buren. Hun percelen zijn van elkaar gescheiden door de gevel van de woning van [eisers]. Onderaan die gevel is een houten betimmering aangebracht, die door partijen wordt aangeduid als ‘damwand’, welke term de rechtbank hierna ook zal gebruiken. Deze damwand is eigendom van [eisers]. [eisers] stelt dat de tuininrichting van [gedaagden] inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht. Hij vordert dat [gedaagden] wordt veroordeeld om een stopcontact, twee houten planken en tuintegels te verwijderen. [gedaagden] brengt hier onder meer tegenin dat de twee planken zijn aangebracht in verband met de lekkage van water door de damwand vanuit het perceel van [eisers]. [gedaagden] vordert in voorwaardelijke reconventie dat, bij toewijzing van de vordering tot het verwijderen van de planken, [eisers] wordt veroordeeld om de damwand te herstellen zodat deze geen water doorlaat. De rechtbank wijst de vordering tot het verwijderen van de twee planken toe. De overige vorderingen van [eisers] worden afgewezen. De vordering in voorwaardelijke reconventie wordt eveneens afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit:
- de dagvaarding van 13 juni 2022, met producties 1 t/m 13;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met producties G1 t/m G3;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met productie 14;
- het tussenvonnis van 28 december 2023;
- het bericht van 25 januari 2023 met productie G4 van [gedaagden].
2.2.
Op 21 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling vragen aan partijen gesteld en partijen hebben hun standpunten toegelicht. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat partijen tijdens de zitting hebben gezegd. Die aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
2.3.
Ten slotte is een datum voor het vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn (achter)buren van elkaar. [eisers] woont in de woning aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: [adres 1]). [gedaagden] is sinds 31 oktober 2003 eigenaar van de woning aan de [adres 2] te [plaats] en woont daar ook. De woningen van partijen zijn rond 2003 gebouwd. [eisers] en [gedaagden] zijn de eerste bewoners.
3.2.
De achtergevel van de woning van [eisers] ligt tegen de erfgrens met het perceel van [gedaagden] aan. Omdat het perceel van [gedaagden] iets lager ligt dan dat van [eisers] en (een deel van) de fundering van de woning van [eisers] zichtbaar was, heeft [eisers] tijdens of direct na de bouw van de woningen een houten betimmering – de damwand – onderaan de gevel en dus langs de erfgrens laten aanbrengen. De damwand bevindt zich aan de onderzijde in de grond en sluit aan de bovenzijde aan op de achtergevel van de woning van [eisers]. De damwand scheidt aldus de fundering van de woning van [eisers] van de tuin van [gedaagden].
3.3.
[gedaagden] heeft [eisers] in augustus 2020 geïnformeerd dat er water tussen de planken van de damwand zijn tuin in stroomde. Vervolgens heeft [eisers] contact gezocht met Technoconsult B.V. (hierna: Technoconsult) om onderzoek te doen naar de daarvan. [gedaagden] heeft op enig moment twee houten planken op de damwand laten schroeven op het punt waar het water zijn tuin in stroomde. Op 27 april 2021 is Technoconsult B.V. naar de damwand komen kijken. Omdat Technoconsult er niet in is geslaagd om de twee houten planken van de damwand los te maken, is het onderzoek in de tuin van [gedaagden] gestaakt.
3.4.
Tussen partijen is vervolgens discussie ontstaan over het verwijderen van een door [gedaagden] aan de damwand bevestigd stopcontact, de twee planken en een op de damwand rustende plank. De advocaat van [eisers] heeft [gedaagden] bij brief van 27 juli 2021 gesommeerd om deze zaken te verwijderen.
3.5.
De advocaat van [gedaagden] heeft daarop per e-mail van 3 september 2021 als volgt gereageerd:
(…)
‘Zonder verder op de juridische merites van de zaak in te gaan, kan ik u mededelen dat cliënten bereid zijn het stopcontact en de tegen de damwand aangebrachte latten te verwijderen. Wel acht ik het van beland [sic] op te merken dat de horizontale latten destijds door [naam], de tuinman van cliënten, zijn aangebracht op verzoek van en in overleg met uw cliënten. Hierbij wordt meegezonden een verklaring van deze tuinman, waaruit dit blijkt (bijlage). Uit de verklaring blijkt dat de planken in 2020 niet zonder reden zijn aangebracht, maar om lekkageproblemen vanuit de woning/damwand van uw cliënten naar de tuin van cliënten toe zoveel mogelijk te ondervangen.
Gezien de opmerking van de tuinman dat hij niet kan instaan voor verdere schade in de tuin van cliënten wanneer de lekkage vanuit de woning/damwand van uw cliënten niet eerst afdoende wordt verholpen, vraagt cliënt zich af of verwijdering van de planken wel zo verstandig is zonder dat er voldoende maatregelen zijn getroffen. Ik begreep namelijk dat dat niet het geval zou zijn. In ieder geval ontkom ik er niet aan uw cliënten hierbij namens cliënten aansprakelijk te stellen voor de schadelijke gevolgen die mochten ontstaan na het weghalen van de planken. Zij behouden zich dan ook het recht voor om – zo nodig – noodmaatregelen te treffen, mocht er weer sprake zijn van wateroverlast en/of schade.
Graag ontvang ik de bevestiging dat het – ondanks de geschetste omstandigheden – daadwerkelijk de wens is van uw cliënten om de planken op korte termijn weg te halen, waarbij cliënten zich – nogmaals – alle rechten en weren voorbehouden.’
3.6.
[gedaagden] heeft in een e-mailbericht van 6 september 2021 bevestigd dat het stopcontact is losgehaald, maar dat hij de twee planken zal verwijderen als [eisers] daartoe een bevestiging geeft.
3.7.
De advocaat van [eisers] heeft bij brief van 28 september 2021 gereageerd:
(…)

Uit uw mail van 3 september 2021 maak ik op dat uw cliënten bereid zijn de tegen de damwand aangebrachte latten/planken te verwijderen. Ongeacht uw bemerkingen, staan cliënten er op dat dit ook op korte termijn alsnog gebeurt. Immers cliënten hebben nimmer toestemming gegeven om deze planken tegen hun damwand te bevestigen. Noch aan de tuinman, noch aan uw cliënten,’
3.8.
[gedaagden] heeft hierna medegedeeld niet bereid te zijn tot het verwijderen van de planken.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eisers] vordert in conventie dat de rechtbank [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot:
het verwijderen dan wel verplaatsen van het stopcontact zodat deze niet langer de houten damwand bedekt;
het verwijderen en verwijderd houden van de twee planken;
het verwijderen en verwijderd houden van tuintegels en de gerealiseerde verhoging;
tot betaling van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximumbedrag van € 50.000,- bij het in gebreke blijven om aan het onder sub a, b en c gevorderde te voldoen;
om de door [eisers] geleden en nog te lijden schade te vergoeden, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente, welke schade moet worden opgemaakt bij staat;
om een bedrag van € 1.500,- aan buitengerechtelijke kosten te voldoen;
met veroordeling in de proceskosten
4.2.
[gedaagden] concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.3.
[gedaagden] vordert – samengevat – voorwaardelijk, als hij wordt veroordeeld tot verwijdering van de planken, dat de rechtbank [eisers] veroordeelt om op zijn kosten het gat/de scheur in de damwand te herstellen zodat er door die damwand geen water meer op het perceel van [gedaagden] stroomt, met de bepaling dat indien [eisers] daarmee in gebreke blijft, [gedaagden] gerechtigd is de twee planken terug te plaatsen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten met rente.
4.4.
[eisers] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [gedaagden] in zijn vordering, althans tot afwijzing daarvan.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
[eisers] heeft gesteld dat hij sinds 2004 eigenaar is van de [adres 1]. [gedaagden] heeft aangevoerd dat uit niets blijkt dat [eisers] eigenaar is. Voor zover [gedaagden] daarmee heeft willen betwisten dat [eisers] eigenaar is van de woning, gaat de rechtbank aan deze betwisting voorbij. [gedaagden] heeft de stelling dat [eisers] eigenaar is onvoldoende gemotiveerd betwist, mede gelet op de opmerkingen van [eisers] dat hij bij de oplevering van de woning aan de bouwer opdracht heeft gegeven de damwand aan te brengen. Die omstandigheid duidt erop dat [eisers] de (eerste) eigenaar van de woning is.
5.2.
[eisers] stelt dat [gedaagden] door de wijze waarop hij zijn tuin heeft ingericht inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht. [eisers] doet daarnaast een beroep op de bepalingen uit de ‘Algemene Akte Ypenburg’ die door hem in het geding is gebracht. Volgens [eisers] is er overeenkomstig deze akte een erfdienstbaarheid van handhaven van situatie en een erfdienstbaarheid van onbedekt c.q. onbewerkt laten van naburige gevels ten gunste van het perceel aan de [adres 1] gevestigd.
5.3.
De rechtbank gaat er bij de beoordeling van de vorderingen in conventie van uit dat er geen erfdienstbaarheden van toepassing zijn. [eisers] heeft de akte van levering ten aanzien van de [adres 1] niet in het geding gebracht zodat niet kan worden vastgesteld dat de erfdienstbaarheden zoals omschreven in de ‘Algemene Akte Ypenburg’ ten gunste van dit perceel zijn gevestigd. [eisers] heeft daarnaast in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat de daarin omschreven erfdienstbaarheden, voor zover al van toepassing, in die zin moeten worden uitgelegd dat daaronder ook het vrijhouden van de damwand valt.
5.4.
In de kern gaat het in deze procedure om de vraag of [gedaagden] onrechtmatig jegens [eisers] handelt.
Verwijderen c.q. verplaatsen van het stopcontact
5.5.
[eisers] legt aan zijn vordering onder a. ten grondslag dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de plaatsing van het stopcontact op de damwand, zodat [gedaagden] inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht. Hoewel [gedaagden] het stopcontact naar aanleiding van de sommatie van 27 juli 2021 van de damwand heeft losgehaald, is de damwand daarmee nog niet volledig onbedekt hetgeen volgens [eisers] nodig is om de kwaliteit en duurzaamheid van de damwand te kunnen waarborgen. Hij stelt daarnaast dat hij in zijn gebruiksmogelijkheden wordt beperkt omdat onderhoud door het stopcontact niet, dan wel moeizaam kan plaatsvinden. [gedaagden] betwist dat er sprake is van een onrechtmatige situatie.
5.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de damwand eigendom is van [eisers]. [eisers] heeft geen toestemming gegeven voor de plaatsing van het stopcontact. Het zonder toestemming bevestigen van zaken aan het eigendom van een ander levert in beginsel een inbreuk op het eigendomsrecht op. Niet in geschil is echter dat [gedaagden] het stopcontact na daartoe bij brief van 27 juli 2021 te zijn gesommeerd van de damwand heeft losgehaald. Uit de afbeeldingen die door [eisers] als productie 8 in het geding zijn gebracht blijkt dat er sprake is van een ruimte van enkele centimeters tussen het stopcontact en de damwand. [gedaagden] heeft zich bovendien bereid verklaard om medewerking te verlenen als [eisers] onderhoud aan de damwand wil uitvoeren. Onder die omstandigheden is er geen sprake (meer) van onrechtmatig handelen van [gedaagden]. Er is niet gebleken dat [eisers] in zijn gebruiksmogelijkheden wordt beperkt. Het uitvoeren van onderhoud, dat zoals [eisers] heeft toegelicht bestaat uit het behandelen van de damwand met Bankirai-olie, is mogelijk nu het stopcontact van de damwand is losgehaald.
5.7.
De vordering tot van [eisers] tot het verwijderen c.q. verplaatsen van het stopcontact zal worden afgewezen.
Verwijderen van de twee planken
5.8.
[eisers] vordert onder b. dat [gedaagden] wordt veroordeeld om de twee planken van de damwand te verwijderen en verwijderd te houden. Hij stelt geen toestemming te hebben gegeven voor het aanbrengen van de planken zodat er sprake is van een inbreuk op zijn eigendomsrecht. Volgens [eisers] hebben partijen bovendien afgesproken dat [gedaagden] de planken zal verwijderen. [gedaagden] heeft hier tegenin gebracht dat de planken met toestemming van [eisers] zijn bevestigd in verband met wateroverlast afkomstig van het perceel van [eisers]. [gedaagden] betwist verder dat is afgesproken dat hij de planken zou verwijderen.
5.9.
De vordering van [eisers] tot verwijdering van de planken zal worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagden] de planken zal verwijderen. De rechtbank stelt vast dat [gedaagden] in het onder 3.5 geciteerde e-mailbericht van 3 september 2021 heeft toegezegd om de planken te verwijderen. De enige voorwaarde die [gedaagden] daaraan heeft verbonden, is de ontvangst van een bevestiging van [eisers]. Deze bevestiging heeft [eisers] vervolgens in het onder 3.7 geciteerde e-mailbericht van 28 september 2021 gegeven. Daarmee hebben partijen wilsovereenstemming bereikt over het door [gedaagden] verwijderen van de planken. [gedaagden] kan niet eenzijdig op deze afspraak terugkomen.
5.10.
De rechtbank volgt [gedaagden] niet in zijn stelling dat de onder 3.5 geciteerde vraag of [eisers] onder de geschetste omstandigheden daadwerkelijk instemt met verwijdering van de planken, als een “cynische vraag” moet worden opgevat die niet zo serieus uitgelegd moet worden als [eisers] doet. Het e-mailbericht kan niet anders worden opgevat dan een ondubbelzinnige toezegging van [gedaagden] om de planken te verwijderen indien [eisers] daartoe een bevestiging zou geven. Uit de in de e-mail opgenomen aansprakelijkstelling van [eisers] voor de schadelijke gevolgen die mochten ontstaan na het weghalen van de planken, blijkt ook dat het aanbod van [gedaagden] de planken weg te halen wel degelijk serieus bedoeld was. Als hij niet daadwerkelijk bereid was de planken te verwijderen, hoefde hij [eisers] niet aansprakelijk te stellen voor schadelijke gevolgen van verwijdering van de planken.
5.11.
De conclusie is dat de vordering van [eisers] met betrekking tot de twee planken toewijsbaar is. [gedaagden] wordt veroordeeld om de twee planken te verwijderen en verwijderd te houden. De rechtbank ziet – gezien de slechte verstandhouding tussen partijen – aanleiding om aan deze veroordeling de dwangsom zoals opgenomen in het dictum te verbinden. Aan het totaal van de eventueel te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden verbonden.
Verwijderen van de tuintegels
5.12.
[eisers] vordert onder c. de verwijdering van de tuintegels die [gedaagden] langs de damwand heeft aangebracht en een in de tuin aanwezige verhoging. [eisers] stelt dat de tuintegels strak tegen de damwand zijn aangebracht zodat de kwaliteit en duurzaamheid van de damwand niet kunnen worden gewaarborgd. Hij stelt verder dat hij hierdoor in zijn onderhoudsmogelijkheden wordt beperkt. [gedaagden] betwist dat de tuintegels strak tegen de damwand aan zijn geplaatst. Hij stelt dat er enkele centimeters ruimte is gelaten tussen de tegels en de damwand. [gedaagden] meent dat er geen sprake is van een onrechtmatige situatie.
5.13.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagden] als eigenaar in beginsel de bevoegdheid heeft om zijn perceel zo in te richten en te gebruiken zoals hij dat wil. [eisers] heeft onvoldoende onderbouwd dat de tuintegels van [gedaagden] inbreuk maken op zijn eigendomsrecht. Of de tuintegels strak tegen de damwand aan liggen of dat er enkele centimeters ruimte is gelaten tussen de tegels en de damwand kan in het midden blijven. De tuintegels zijn immers niet aan de damwand bevestigd. Bovendien is niet gebleken dat onderhoud aan de damwand niet, of slechts moeizaam kan plaatsvinden. De door [eisers] ingenomen stelling dat met het aanbrengen van de Bankirai-olie het risico bestaat dat er op de tegels wordt gemorst, is hiertoe onvoldoende. Dat risico kan eenvoudig worden ondervangen door de tegels te bedekken bij het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de damwand. [eisers] heeft geen andere feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen blijken dat de aanwezigheid van de tuintegels enige beperking voor hem oplevert in het onderhoud van de damwand.
5.14.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eisers] handelt. De vordering tot verwijdering van de tuintegels zal daarom worden afgewezen. [eisers] heeft zijn vordering voor wat betreft een in de tuin van [gedaagden] aanwezige verhoging niet onderbouwd, waardoor deze vordering niet voor toewijzing vatbaar is.
Schadevergoeding en schadestaat
5.15.
De rechtbank zal de gevorderde verwijzing naar de schadestaat afwijzen. Voor zover er al sprake zou zijn van onrechtmatig handelen van [gedaagden] door twee planken aan te brengen op de damwand, heeft [eisers] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daardoor schade is ontstaan. Indien er als gevolg van het loshalen van het stopcontact schroefgaten zijn achtergebleven of door het verwijderen van de twee houten planken van de damwand zullen achterblijven, kunnen deze gaten eenvoudig worden opgevuld. Dat schade aan de fundering van zijn woning zou zijn ontstaan is door [eisers] niet onderbouwd.
5.16.
Hoewel [eisers] daartoe in het petitum van zijn dagvaarding geen vordering heeft ingesteld overweegt de rechtbank ten overvloede dat [gedaagden] evenmin gehouden is om de factuur van Technoconsult te voldoen. [eisers] heeft onvoldoende onderbouwd op welke grond [gedaagden] deze kosten zou moeten vergoeden.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.17.
[eisers] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.500,00.
5.18.
De rechtbank overweegt dat zij bij de beoordeling van de vraag of de gevorderde buitengerechtelijke (incasso-) kosten voor vergoeding in aanmerking komen, het uitgangspunt hanteert, dat verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. Bij afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Hetgeen [eisers] ter zake heeft aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
in voorwaardelijke reconventie
5.19.
De rechtbank zal [gedaagden] in conventie veroordelen tot het verwijderen van de planken op de damwand. Dit betekent dat de door [gedaagden] gestelde voorwaarde voor zijn vordering intreedt. De rechtbank zal deze vordering hierna beoordelen.
5.20.
[gedaagden] vordert dat [eisers] wordt veroordeeld tot het repareren c.q. herstellen van de damwand zodat er geen water vanaf het perceel van [eisers] zijn tuin in stroomt. [gedaagden] legt hieraan ten grondslag dat de twee planken zijn aangebracht in verband met een lekkage in de damwand en dienen ter voorkoming van schade aan zijn tuin. [gedaagden] heeft ter zitting toegelicht dat hij de vordering in voorwaardelijke reconventie baseert op zijn schadebeperkingsplicht. [eisers] betwist dat water afkomstig van zijn perceel wateroverlast heeft veroorzaakt of dat er sprake is van een gebrek aan de damwand. Hij stelt dat de percelen van partijen bovendien zijn gelegen in een afwateringsgebied zodat [gedaagden] het water dat van nature naar zijn perceel stroomt moet dulden.
5.21.
De rechtbank begrijpt dat [gedaagden] stelt dat hij de plicht heeft om de schade te beperken die [eisers] op basis van onrechtmatig handelen gehouden is te vergoeden. De rechtbank gaat daar niet in mee. [gedaagden] heeft onvoldoende onderbouwd dat [eisers] onrechtmatig handelt jegens hem of dat een dergelijk onrechtmatig handelen dreigt. Het is onduidelijk waardoor de waterlekkage in 2020 is veroorzaakt. In het licht van de betwisting daarvan door [eisers], heeft [gedaagden] zijn stelling dat de damwand gebrekkig is onvoldoende onderbouwd. Dat de damwand een waterkerende functie heeft, is onvoldoende gebleken. [eisers] heeft aangevoerd dat hij de betimmering heeft laten aanbrengen omdat anders zijn fundering en kruipruimte zichtbaar waren. Bovendien is niet duidelijk of er opnieuw waterlekkage zou kunnen optreden als de planken verwijderd worden. Of [eisers] onrechtmatig zou handelen door mogelijke waterlekkage niet te voorkomen, staat dan ook niet vast.
5.22.
De vordering in reconventie zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
proceskosten in conventie en in reconventie
5.23.
In de aanleiding voor het geschil, de verhouding tussen partijen, de mate waarin partijen over en weer in het gelijk of ongelijk zijn gesteld en de nauwe samenhang tussen de vordering in conventie en die in reconventie, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren. Elke partij draagt dus de eigen kosten.

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de twee planken van de damwand te verwijderen en verwijderd te houden;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat zij zich niet houden aan de veroordeling onder 6.1, met een maximum van € 10.000,-;
6.3.
verklaart de veroordelingen onder 6.1 en 6.2 uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.5.
wijst de vordering af;
in conventie en in reconventie
6.6.
compenseert de proceskosten in conventie en in reconventie in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.
3219