ECLI:NL:RBDHA:2023:5318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
NL22.26655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van identiteit en asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Guinese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 6 december 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser had in Spanje een andere naam en geboortedatum opgegeven, wat niet overeenkomt met de gegevens die hij in Nederland heeft verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de problemen met de familie [B] ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft geen identificerende documenten kunnen overleggen en zijn verklaringen over de reden voor het opgeven van een andere identiteit zijn tegenstrijdig.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet voldoende informatie heeft verstrekt over de problemen met de familie [B] en de steekpartij. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond bevestigd, omdat eiser niet in staat was om relevante details te geven over de situatie die zijn asielaanvraag onderbouwde. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26655

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
Alias;
[A] ,
geboren op [geboortedag 1] 1997,
nationaliteit: Guinese.
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

ProcesverloopBij besluit van 6 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag 2] 1998.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen met de familie [B] heeft vanwege een stuk grond en een steekpartij met [B] . Eiser heeft verklaard dat hij van jongs af aan bij zijn oom heeft gewoond. Zijn oom heeft twee stukken grond gekocht van de heer [B] . Nadat de heer [B] is overleden, hebben de twee broers van de heer [B] aan de oom kenbaar gemaakt dat de grond zonder hun toestemming is verkocht. De twee broers wilden de grond terug en vielen de oom van
eiser lastig. Eiser verklaart dat de gebroeders [B] de etnische conflicten in juli 2013 in Nzérékoré hebben aangegrepen om de grond van de oom terug te eisen. Eiser verklaart dat de familie [B] de woning van de oom in brand heeft gestoken en dat zijn oom hierbij is overleden. Zijn oom was niet getrouwd en had geen kinderen. Eiser verklaart dat de broers van [B] hierom denken dat eiser de papieren van het stuk grond nog steeds heeft. Eiser verklaart tijdens het etnische conflict [B] tegen te zijn gekomen. Eiser verklaart dat er ruzie is ontstaan en dat er een steekpartij is geweest met [B] .
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met de familie [B] vanwege een stuk grond en steekpartij met [B] .
2.1.
Verweerder vindt allebei de elementen ongeloofwaardig. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiser zijn identiteit en de door eiser gestelde problemen met de familie [B] aangaande de grond van zijn oom, de steekpartij met [B] en de daaruit voortvloeiende problemen, niet aannemelijk heeft gemaakt. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat zijn identiteit geloofwaardig is. Hij merkt op dat hij in het aanmeldgehoor heeft uitgelegd waarom hij een andere naam en geboortedatum heeft opgegeven in Spanje. Eiser meent dat met die uitleg zijn identiteit niet (langer) ongeloofwaardig is.
Verder stelt eiser dat verweerder nader had moeten motiveren waarom van hem zou mogen worden verwacht dat hij enige informatie zou kunnen verschaffen over de problemen met de familie [B] aangaande de grond. In het bestreden besluit is niet nader gemotiveerd of onderbouwd waarom niet valt in te zien dat eisers oom eiser zou hebben verteld over de procedure bij de overheid. In de zienswijze is wel nader uitgelegd waarom zijn oom hem daarover heeft geïnformeerd.
Verder is het standpunt van verweerder dat “in de zienswijze geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd waarmee niet reeds rekening is gehouden bij het opstellen van het voornemen”, innerlijk tegenstrijdig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Identiteit
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit Eurodac blijkt dat eiser op 31 januari 2018 in Spanje als naam [A] met geboortedatum [geboortedag 1] 1997 heeft opgegeven. De gegevens komen niet overeen met de door eiser aangeleverde persoonsgegevens. Daarnaast heeft eiser geen identificerende documenten kunnen overleggen. Verweerder heeft eiser kunnen tegenwerpen dat hij verschillend heeft verklaard over de reden voor het opgeven van een andere identiteit. De uitleg die eiser heeft gegeven voor het opgeven van een andere naam en geboortedatum in Spanje wordt terecht niet door verweerder gevolgd.
4.1.
In de zienswijze heeft eiser aangegeven dat het voor hem niet duidelijk is welke gegevens in Spanje zijn geregistreerd en waarom die niet overeenkomen met de gegevens die in Nederland zijn geregistreerd. Uit het aanmeldgehoor op 1 oktober 2021 (pagina 4) blijkt echter dat eiser wel degelijk op de hoogte is van de gegevens die in Spanje zijn genoteerd. Hij heeft hierover verklaard dat hij een andere naam heeft opgegeven omdat hij zich schuil wilde houden voor mensen die hem zochten. Voor wat betreft de geboortedatum heeft hij eerst verklaard dat hij wilde laten blijken meerderjarig te zijn en vervolgens heeft hij in het aanmeldgehoor verklaard dat hij een andere geboortedatum heeft opgegeven om anoniem te blijven. Deze verklaringen komen niet met elkaar overeen, zodat de rechtbank, met verweerder, de opgegeven identiteit van eiser niet geloofwaardig vindt.
Problemen met de familie [B] vanwege een stuk grond en steekpartij met
[B]
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser de problemen met de familie [B] vanwege een stuk grond en de steekpartij met [B] niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het vreemd is dat eiser geen informatie weet te geven over de problemen met de familie [B] aangaande de grond, maar wel wist over de procedure die de oom was gestart bij de overheid van Guinee. Deze procedure ging kennelijk over dezelfde problemen rondom de grond. Verweerder heeft eiser tegen kunnen werpen dat hij niet concreet heeft verklaard over het stuk grond dat de oom van de familie [B] gekocht zou hebben. Wanneer hij dit bijvoorbeeld gekocht heeft en wat zijn oom hiervoor betaald heeft. Van eiser mag verwacht worden dat hij hierover informatie kan verschaffen, want dit is de grondslag van zijn asielrelaas. Verweerder heeft kunnen overwegen dat, gezien de afhankelijkheidsrelatie die eiser stelt te hebben gehad ten opzichte van zijn oom, het niet aannemelijk is dat eiser niet meer kan verklaren over de grond en de problemen.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser summier en tegenstrijdig heeft verklaard over de problemen aangaande de grond, maar ook over de problemen met de familie [B] aangaande de steekpartij met [B] en de situatie omtrent het etnisch conflict in juli 2013. Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in het voornemen en het bestreden besluit. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte geconcludeerd dat de problemen met de familie [B] vanwege het stuk grond en de steekpartij met [B] , ongeloofwaardig zijn.
Conclusie
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.