ECLI:NL:RBDHA:2023:5292
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een marktvergunning en de beoordeling van de puntenscores van ondernemersplannen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een aanvraag voor een marktvergunning had ingediend, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had zijn aanvraag voor een marktvergunning voor twee vrije standplaatsen binnen de branche 'Wonen en leven' ingediend, maar deze werd afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat de verweerder, het college, de aanvragen had vergeleken op basis van objectieve criteria zoals vastgelegd in het Branchebesluit Markten Den Haag 2017.
De eiser stelde dat zijn ondernemersplan ten onrechte met minder punten was gewaardeerd dan dat van een concurrent. Hij voerde aan dat hij geen punten had gekregen voor het hebben van een actieve website, terwijl zijn concurrent geen website of promotiemateriaal had. De rechtbank oordeelde dat de verweerder beoordelingsruimte had bij het toekennen van punten en dat de afwijzing van de aanvraag niet onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat de puntenwaardering zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen bewijs was dat de puntenscore onvoldoende zorgvuldig was vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de kosten die de eiser had gemaakt voor deze procedure niet vergoed hoefden te worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. De eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.