ECLI:NL:RBDHA:2023:5289
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens overtreding van de Huisvestingswet; beoordeling van de juistheid van het inspectierapport en de hoogte van de boete
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser kreeg een bestuurlijke boete opgelegd vanwege een overtreding van de Huisvestingswet, waarbij hij een woning zonder huisvestingsvergunning had omgezet van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het inspectierapport van de Haagse Pandbrigade, dat de overtreding vaststelde, voldoende zorgvuldig was opgesteld. Eiser betoogde dat hij niet op de hoogte was van de overtreding en dat de hoogte van de boete in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde echter dat eiser als overtreder kon worden aangemerkt, omdat hij als verhuurder verantwoordelijk is voor het gebruik van de door hem verhuurde woning. De rechtbank volgde eiser niet in zijn argumenten dat de boete niet noodzakelijk was, omdat er ook een last onder dwangsom was opgelegd voor dezelfde overtreding. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de boete van €10.000,- juist was vastgesteld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van de boete. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de kosten voor de procedure werden niet vergoed door verweerder.