In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Litouwse nationaliteit te hebben, heeft tegen het besluit van 18 maart 2023 beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou ontwijken. Eiser heeft betoogd dat hij wel degelijk gehoor heeft gegeven aan zijn terugkeerverplichting door naar Litouwen terug te keren, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn verblijf in Nederland daadwerkelijk en effectief heeft beëindigd.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden de maatregel van bewaring heeft kunnen opleggen. Eiser heeft niet met objectieve gegevens onderbouwd dat hij zich in Litouwen heeft gevestigd en daar een bestaan heeft opgebouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt op 6 april 2023.