In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 maart 2023, op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 30 maart 2023, die via een beeldverbinding plaatsvond, was eiser aanwezig met zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet worden betwist. De staatssecretaris had aangegeven dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had aangevoerd dat hij en zijn vriendin, die beiden epilepsie hebben, voor elkaar zorgen en dat een lichter middel, zoals een meldplicht, voldoende zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op goede gronden geen lichter middel heeft hoeven toepassen, gezien de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, waaronder het feit dat eiser eerder met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M.P. Verloop, in aanwezigheid van griffier J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.