ECLI:NL:RBDHA:2023:5283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
NL23.8634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 maart 2023, op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 30 maart 2023, die via een beeldverbinding plaatsvond, was eiser aanwezig met zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet worden betwist. De staatssecretaris had aangegeven dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had aangevoerd dat hij en zijn vriendin, die beiden epilepsie hebben, voor elkaar zorgen en dat een lichter middel, zoals een meldplicht, voldoende zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op goede gronden geen lichter middel heeft hoeven toepassen, gezien de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, waaronder het feit dat eiser eerder met onbekende bestemming is vertrokken.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M.P. Verloop, in aanwezigheid van griffier J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8634

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. X.R. Schuitemaker).

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen dhr. M. Chbab. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1990.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht. Eiser en zijn vriendin hebben allebei epilepsie en zorgen voor elkaar. Zolang eiser in bewaring zit, kan dat niet. Daarnaast wil eiser graag terug naar Marokko.
4. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat eiser zich voor zijn medische problematiek kan wenden tot de medische dienst van het detentiecentrum. Ook is eiser nog steeds niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen. De enkele stelling dat eiser bij zijn vriendin verblijft, doet daar niets aan af.
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet worden betwist. Deze gronden en de daarbij gegeven motivering zijn voldoende om het risico op onttrekking aanwezig te achten. Verweerder heeft op goede gronden geen lichter middel hoeven toe te passen. De gronden die verweerder heeft mogen tegenwerpen zijn zwaar en verweerder heeft ook veel gewicht mogen toekennen aan het feit dat eiser eerder met onbekende bestemming is vertrokken. Tot slot heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn vriendin voor haar medische zorg van hem afhankelijk is. Ook de stelling van eiser dat hij graag terug wil naar Marokko is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
7. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.