ECLI:NL:RBDHA:2023:5282
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenzaak met Dublinindicatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontneming van eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser was op 20 maart 2023 onderworpen aan een vrijheidsontnemende maatregel op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser stelde dat er op dat moment al een Dublinindicatie aanwezig was, omdat hij zich bij de controle aan de gate meldde met een Duitse verblijfsvergunning. De staatssecretaris had de maatregel op 28 maart 2023 opgeheven, maar eiser verzocht om schadevergoeding voor de onrechtmatige bewaring.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring vanaf de aanvang onrechtmatig was, omdat er al op 20 maart 2023 een Dublinindicatie bestond. De rechtbank concludeerde dat verweerder bij het opleggen van de maatregel had moeten uitgaan van de Dublinsituatie, aangezien de Duitse verblijfsvergunning van eiser op dat moment geldig was.
De rechtbank heeft eiser een schadevergoeding van € 900,- toegekend voor de 9 dagen onrechtmatige bewaring en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.