In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Angolese eiseres. De eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar op 9 maart 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd op 15 maart 2023 opgeheven, maar de eiseres verzocht om schadevergoeding, omdat zij stelde dat de woning onrechtmatig was binnengetreden zonder toestemming of machtiging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verbalisanten niet vooraf om toestemming hebben gevraagd voor het binnentreden en dat er geen machtiging was getoond. Dit maakte het binnentreden onrechtmatig. De rechtbank oordeelde dat de onrechtmatige binnentreding een ernstige inbreuk op het privéleven van de eiseres vormde, waardoor de maatregel van bewaring vanaf het moment van oplegging onrechtmatig was. Het beroep van de eiseres werd gegrond verklaard, en de rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 700,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende zeven dagen.
Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiseres, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 april 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.