In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Angolese eiser. De eiser had op 9 maart 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Echter, op 15 maart 2023 werd deze maatregel opgeheven. De rechtbank diende te beoordelen of de maatregel van bewaring onrechtmatig was en of de eiser recht had op schadevergoeding.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de autoriteiten zonder toestemming of machtiging de woning van de eiser waren binnengetreden. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat de verbalisanten voorafgaand aan het binnentreden om toestemming hadden gevraagd, noch dat er een machtiging was getoond. Dit leidde tot de conclusie dat de inbreuk op het privéleven van de eiser zo ernstig was dat er geen ruimte was voor een belangenafweging.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en kende een schadevergoeding toe van € 700,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende zeven dagen. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de eiser, die op € 1.674,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 april 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.