ECLI:NL:RBDHA:2023:527
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen toekenning dwangsom door college van burgemeester en wethouders van Den Haag
Op 16 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder) en een eiser uit [woonplaats]. De eiser, vertegenwoordigd door mr. C.L. Lina, had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 26 april 2022, waarin een dwangsom van € 770,- was toegekend wegens het niet tijdig beslissen op een aanvraag van de eiser van 3 oktober 2021. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overwoog dat de gronden van de eiser geen betrekking hadden op de vaststelling van de dwangsom of de hoogte daarvan. De eiser voerde aan dat er geen informatie was gevraagd, dat er sprake was van machtsmisbruik en dat de gemeente bang was om zaken van hem te behandelen. Echter, deze beroepsgronden waren niet relevant voor het bestreden besluit, waarin de dwangsom was toegekend. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat verweerder had gehandeld in strijd met het verbod van détournement de pouvoir.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 januari 2023, en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.