ECLI:NL:RBDHA:2023:5263
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Dublinprocedure en asielaanvraag van een Syrische vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft de zaak op 21 maart 2023 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Bulgarije te maken zal krijgen met een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank concludeert dat Bulgarije in het algemeen zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat het aan de eiser is om het tegendeel aan te tonen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd en dat de informatie waar hij naar verwijst, niet voldoende is om te concluderen dat hij een reëel risico loopt bij overdracht aan Bulgarije. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.