ECLI:NL:RBDHA:2023:5248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL22.26543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na eerdere uitspraak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder op 17 november 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 25 november 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 maart 2023 behandeld, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, en de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL22.26542, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in die andere zaak uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening in deze zaak niet meer nodig was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26543

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Procesverloop

In het besluit van 17 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM afgewezen.
In het besluit van 25 november 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL22.26542, op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.26542, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.