ECLI:NL:RBDHA:2023:5248
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na eerdere uitspraak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder op 17 november 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 25 november 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 maart 2023 behandeld, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, en de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL22.26542, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in die andere zaak uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening in deze zaak niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.