ECLI:NL:RBDHA:2023:5245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL22.26536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij meerderjarige broer op basis van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij haar meerderjarige broer. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op 17 november 2020, en na bezwaar is deze afwijzing op 25 november 2022 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

Eiseres had eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen. In februari 2020 heeft zij een nieuwe aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier, maar deze werd afgewezen omdat zij niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris oordeelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar broer, en dat er geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestond.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen specifieke gronden heeft aangevoerd die zich richten tegen de afwijzing van de staatssecretaris. De rechtbank heeft ook de eerdere uitspraken met betrekking tot de ouders van eiseres in overweging genomen, waarin werd geoordeeld dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestond. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris bevestigd en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26536

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM [1] .
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 17 november 2020 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 november 2022 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, referent, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres heeft op 13 december 2015 asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 8 februari 2019 afgewezen. Dit besluit staat in rechte vast.
3. Op 18 februari 2020 heeft eiseres een aanvraag gedaan om een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij haar meerderjarige broer, [naam] (referent). Hij verblijft sinds 2009 in Nederland en heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit.
4. Bij het primaire besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 13 september 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waar de zus van eiseres namens haar is verschenen.
6. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres wordt vrijgesteld van het mvv-vereiste vanwege haar medische situatie. De staatssecretaris is van mening dat geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat tussen eiseres en referent. Niet is gebleken dat sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent. De staatssecretaris heeft tot slot een belangenafweging gemaakt, waarbij hij de belangen van de Nederlandse overheid heeft afgewogen tegen de belangen van eiseres om bij referent in Nederland te verblijven. De belangenafweging is in het nadeel van eiseres uitgevallen.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eiseres en referent?
9. Eiseres heeft in beroep verwezen naar de gronden van het beroep van haar ouders tegen de afwijzing van hun aanvragen om een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM bij referent. In deze beroepszaken is aangevoerd dat de vader van eiseres sterk emotioneel verbonden is met referent en bovendien fysiek is aangewezen op diens directe ondersteuning. De band tussen de vader van eiseres en referent heeft ertoe geleid dat referent niet samen kan zijn met zijn echtgenote en kinderen, die in Engeland wonen.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres uitsluitend heeft verwezen naar de beroepsgronden van de ouders van eiseres. Er zijn geen gronden aangevoerd die zich specifiek richten tegen het oordeel van de staatssecretaris dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent, dan wel tegen de belangenafweging die de staatssecretaris heeft gemaakt. De rechtbank heeft bij uitspraak van vandaag, met zaaknummers NL22.26534 en NL22.26538, de beroepen van de ouders van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de staatssecretaris zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat tussen referent en de ouders van eiseres geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat. Gelet daarop is het beroep van eiseres eveneens ongegrond.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden