Overwegingen
1. Eiseres stelt dat zij uit Moldavië komt. Zij heeft in Nederland asiel aangevraagd omdat het in Moldavië niet veilig is voor haar. Zij is doof en is om die reden in Moldavië gediscrimineerd, buitengesloten en aan haar lot overgelaten. Als zij terug zou moeten gaan naar Moldavië, zou zij helemaal alleen op straat belanden want zij heeft daar geen sociaal vangnet. Ook is zij analfabeet. Daarnaast is zij in verleden misbruikt en mishandeld door haar ex-partner. Eiseres is bang dat hij haar opnieuw zal mishandelen als zij terug zou gaan naar Moldavië. Eiseres heeft verder verwezen naar de algemene situatie in Moldavië en naar de oorlog in Oekraïne en de gevolgen die dat heeft voor Moldavië en voor haar kansen op een veilig en normaal leven in Moldavië.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen. Daarnaast heeft verweerder beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning of voor uitstel
van vertrek om medische redenen. Ten slotte heeft verweerder beslist dat eiseres binnen vier weken moet terugkeren naar Moldavië.
3. Omdat eiseres het niet eens is met de beslissing van verweerder heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank. Zij heeft verschillende argumenten (beroepsgronden) gegeven waarom de beslissing van verweerder volgens haar niet klopt. De rechtbank zal de beslissing van verweerder toetsen op basis van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank oordeelt dat verweerder de asielaanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen. De rechtbank legt dit hierna verder uit.
5. Vreemdelingen die asiel aanvragen omdat zij in hun eigen land worden gediscrimineerd, moeten aannemelijk maken dat zij door die discriminatie zo ernstig worden beperkt in hun bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren.
6. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiseres dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij niet alleen niet kon werken omdat zij doof is, maar dat dit ook komt doordat zij niet kan lezen en schrijven. Hierbij heeft verweerder er ook op mogen wijzen dat niet is gebleken dat eiseres in Moldavië niet naar school kon (of kan) omdat zij doof is. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij en haar broers en zus niet naar school zijn geweest omdat de moeder van eiseres niet wilde dat haar kinderen naar school gingen. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij in Moldavië een identiteitskaart en een paspoort heeft kunnen aanvragen en dat zij een dak boven haar hoofd had. Verweerder heeft daaruit mogen concluderen dat eiseres heeft kunnen deelnemen aan de samenleving. Ten slotte heeft verweerder er op mogen wijzen dat in Moldavië wetgeving geldt die personen met beperkingen beschermt en dat er maatschappelijke organisaties zijn die dove mensen (financieel) kunnen helpen. De stelling van eiseres, dat er in de praktijk niets terecht komt van die bescherming of hulp, heeft zij niet nader onderbouwd en leidt daarom niet tot een ander oordeel. Op grond van de verklaringen hierover van eiseres heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiseres in Moldavië heeft geprobeerd bescherming en hulp te vinden, zodat ook niet kan worden gezegd dat zij dit in de toekomst niet zal kunnen krijgen. Dat eiseres niet daadwerkelijk heeft geprobeerd om bescherming en hulp in te roepen van de zijde van de Moldavische autoriteiten of andere instellingen omdat zij niet wist van het bestaan van dergelijke mogelijkheden en instanties, komt naar het oordeel van de rechtbank voor haar risico. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Moldavië heeft te vrezen voor haar ex-partner, die haar eerder heeft mishandeld. Zij heeft echter verklaard dat zij na haar vertrek bij haar ex-partner geen contact meer met hem heeft gehad. Voorts is niet gebleken dat eiseres niet de hulp en bescherming van de Moldavische autoriteiten kan inroepen. Nu eiseres haar beroepsgrond tegen dit onderdeel van het bestreden besluit niet nader heeft onderbouwd, slaagt deze beroepsgrond ook niet. De tijdens de zitting afgelegde verklaring dat eiseres in Duitsland door haar zoon zou zijn mishandeld omdat haar ex-partner hem
tegen haar zou hebben opgezet, mag de rechtbank in deze procedure niet meewegen omdat deze gebeurtenis niet heeft plaatsgevonden in het land van herkomst.
Oorlog in Oekraïne/algemene situatie in Moldavië
8. Eiseres heeft aangevoerd dat de oorlog in Oekraïne ertoe kan leiden dat haar persoonlijke situatie in Moldavië zodanig verslechtert dat er een situatie ontstaat die raakvlakken vertoont met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM.
9. De rechtbank oordeelt dat dit een onzekere, toekomstige gebeurtenis is waar de rechtbank niet op vooruit kan lopen. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat in Moldavië sprake is van een situatie zoals wordt bedoeld in artikel 15c van de Definitierichtlijn.
10. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat zij meer dan gebruikelijk afhankelijk is van haar partner omdat zij doof en analfabeet is en haar partner de enige is met wie zij kan communiceren, en het afwijzen van haar asielaanvraag daarom getuigt van onevenredige hardheid in de zin van paragraaf C2/5.1 van de Vci, overweegt de rechtbank nog het volgende.
11. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat paragraaf C2/5.1 van de Vc niet van toepassing is omdat deze paragraaf alleen geldt voor personen die vallen onder de werking van de Dublinverordening.
12. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder heeft mogen concluderen dat zijn beslissing niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM omdat eiseres en haar partner geen van beiden rechtmatig verblijf hebben in Nederland en dus niet van elkaar zullen worden gescheiden. Dat eiseres dient terug te keren naar Moldavië en haar partner naar Pakistan maakt dat – juridisch gezien – niet anders. Verweerder heeft de gestelde bijzondere afhankelijkheid ook niet hoeven aanmerken als een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die eiseres betreffen en heeft eiseres niet op die grond een (reguliere) verblijfsvergunning hoeven verlenen.
13. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
14. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Eiseres krijgt haar proceskosten niet vergoed.