Overwegingen
1. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] 1993 en dat hij uit Pakistan komt. Hij heeft in Nederland asiel aangevraagd omdat het in Pakistan voor hem niet veilig is. Zijn vader werkt(e) in Griekenland als mensensmokkelaar en in 2002 zijn 150 mensen omgekomen toen hun boot omsloeg tijdens een smokkeloperatie van zijn vader. Hun nabestaanden houden niet alleen eisers vader, maar ook eiser verantwoordelijk voor de dood van hun naasten. Bij terugkeer in Pakistan heeft eiser daarom te vrezen voor wraakacties van de nabestaanden. Eiser heeft gesteld dat één van zijn broers om dezelfde reden in Pakistan is vermoord. Daarnaast loopt eiser het risico dat de Pakistaanse autoriteiten hem gevangen zullen nemen omdat zij op zoek zijn naar zijn vader en omdat eiser illegaal uit Pakistan is vertrokken. Uit openbare bronnen blijkt dat de Pakistaanse politie en justitie op grote schaal mensenrechten schenden en dat de situatie in Pakistaanse gevangenissen erbarmelijk is. Ook om deze reden mag verweerder eiser niet terugsturen naar Pakistan.
2. Verweerder heeft drie zogenoemde relevante elementen vastgesteld:
3. eisers identiteit, nationaliteit en herkomst,
4. incident naar aanleiding van de activiteiten van eisers vader en
5. de moord op eisers broer.
Verweerder vindt de elementen 1) en 2) geloofwaardig, maar element 3) niet. Verweerder heeft beslist dat elementen 1) en/of 2) niet leiden tot verlening van een asielvergunning.
Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen. Verweerder heeft verder beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning of voor uitstel van vertrek om medische redenen. Ten slotte heeft verweerder beslist dat eiser binnen vier weken terug moet keren naar Pakistan.
3. Omdat eiser het niet eens is met de beslissing van verweerder, heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank. Eiser heeft verschillende argumenten (beroepsgronden) gegeven waarom de beslissing van verweerder volgens hem niet klopt. De rechtbank zal de beslissing van verweerder toetsen op basis van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank oordeelt dat verweerder eisers asielaanvraag heeft mogen afwijzen. De rechtbank legt dat hierna verder uit.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte heeft beslist dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn broer is overleden omdat eiser daar summier over heeft verklaard en geen bewijs heeft geleverd van het overlijden van zijn broer. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eisers broer ongeveer 13 jaar geleden zou zijn overleden, dat eiser nog contact heeft met zijn vader en dat eiser heeft verklaard dat hij nog contact kan opnemen met twee neven.i Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat hij geen familie meer heeft in Pakistan, maar dat klopt niet met eisers verklaring dat de vrouwen van zijn familie nog in Pakistan wonen en dat hij nog contact heeft met hen.ii Van eiser mocht worden verwacht dat hij via zijn familie aan bewijsstukken – bijvoorbeeld een overlijdensverklaring – zou proberen te komen. Bovendien heeft eiser ter zitting verklaard dat in het asieldossier van één van zijn broers in Duitsland mogelijk stukken zitten die zijn verhaal zouden kunnen bevestigen. Hij heeft echter geen pogingen gedaan om via zijn broer in het bezit van deze stukken te komen. Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat hij dat niet heeft geprobeerd. Verweerder heeft het relevante element 3) ongeloofwaardig mogen vinden.
6. Het voorgaande betekent dat verweerder alleen de relevante elementen 1) en 2) verder hoefde te beoordelen.
Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
7. Verweerder heeft beslist dat dit relevante element niet raakt aan één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag.1 Eiser heeft hier geen beroepsgrond tegen gericht. De rechtbank gaat hier daarom verder niet op in.
Incident naar aanleiding van activiteiten van eisers vader als mensensmokkelaar
1. VN Vluchtelingenverdrag.
8. Verweerder heeft beslist dat dit relevante element niet raakt aan één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft hier geen beroepsgrond tegen gericht. De rechtbank gaat hier daarom verder niet op in.
9. Verweerder heeft vervolgens beoordeeld of eiser naar aanleiding van dit incident bij terugkeer in Pakistan te vrezen heeft voor ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.iii De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte heeft beslist dat eiser geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft in dit verband mogen overwegen dat de moord op eisers broer ongeloofwaardig is bevonden en dat dit op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas.
10. Verweerder heeft verder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij na het incident in 2002 nog tot 2010 in Pakistan heeft gewoond en in die periode persoonlijk geen problemen heeft ondervonden in verband met de mislukte smokkeloperatie van zijn vader. Dat eiser “onder de radar heeft geleefd” en dat hij daarom nooit problemen heeft ondervonden, heeft verweerder onaannemelijk mogen vinden omdat eiser zelf heeft verklaard dat hij tussen 2002 en 2010 in het dorp van zijn grootouders van moederskant heeft gewoond (waar ook zijn moeder en zijn zus woonden) en onder andere heeft gewerkt als schilder, lasser en veehoeder. De verklaring van eiser ter zitting dat hij in die periode af en toe zijn werk heeft moeten onderbreken om bij zijn grootouders onder te duiken als hij informatie kreeg dat naar hem werd gezocht, heeft eiser niet nader geconcretiseerd; zo blijft onduidelijk wie naar hem op zoek waren en hoe hij die informatie heeft verkregen. Verweerder heeft er daarnaast op mogen wijzen dat eiser heeft verklaard dat hij tussen 2010 en 2023 ook geen problemen heeft gehad die samenhangen met het incident. Over eisers verklaring dat er in Italië mensen langs zijn huis zijn gereden die naar hem op zoek waren in verband met het incident, heeft verweerder mogen beslissen dat dit alleen berust op een vermoeden van eiser. Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in Italië is aangevallen met een mes en dat hij daardoor gewond is geraakt. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat dit voorval een relatie heeft met de door eiser genoemde vervolgingsgronden. Verweerder heeft ook bij zijn beslissing mogen betrekken dat het incident meer dan 20 jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat eiser heeft verklaard dat dit incident voor hem niet de directe aanleiding heeft gevormd om Pakistan te verlaten. Daarnaast heeft verweerder er op mogen wijzen dat eiser nog familie in Pakistan heeft en dat zij evenmin problemen hebben ondervonden in verband met het incident. Over de aangifte tegen zijn vader die eiser in kopie heeft overgelegd, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat daar geen waarde aan toekomt omdat het gaat om een document uit 2017, de naam van de indiener
niet leesbaar is en eiser zelf niet wordt genoemd in de aangifte. Verweerder heeft tot de conclusie kunnen komen dat eiser in Pakistan geen reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM in verband met de mislukte smokkeloperatie in 2002.
Nieuw asielmotief in beroep
11. Eiser heeft in beroep naar voren gebracht dat hij in Pakistan te vrezen heeft voor vervolging omdat hij in 2010 op illegale manier Pakistan heeft verlaten. Eiser vreest bij terugkeer in Pakistan door de autoriteiten te worden ondervraagd en over zijn illegale uitreis.
12. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat zowel vrijwillige als onvrijwillige terugkeer geen schending oplevert van artikel 3 EVRM. Er worden geen meldingen gemaakt van problemen bij terugkeer. Ondervraging bij terugkeer over de illegale uitreis is niet uit te sluiten, maar is onvoldoende voor het aannemen van dat risico.
13. In het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse zaken van september 2022 is onder meer het volgende vermeld:
“Terugkeerders kunnen echter moeilijkheden ondervinden wanneer zij illegaal vertrokken zijn. De luchtvaartautoriteiten verhoren gewoonlijk deze mensen bij aankomst. In enkele gevallen wordt een FIR opgesteld. De persoon kan vastgezet worden, vrijlating gebeurt dan door een rechter. De duur van de hechtenis hangt af van de ernst van de zaak. Volgens een andere bron is het niet illegaal, en dus niet strafbaar, maar moet het wel opgehelderd en gecorrigeerd worden (…) Terugkeerders die onvrijwillig worden teruggestuurd of die reizen met noodreisdocumenten zullen bij aankomst waarschijnlijk de aandacht trekken van de autoriteiten. Ze kunnen degenen die illegaal zijn vertrokken, in hechtenis nemen. Personen die verdacht of beschuldigd worden van strafbare feiten in Pakistan zullen bij terugkeer waarschijnlijk worden ondervraagd, ongeacht of zij al dan niet legaal zijn vertrokken.
Mensen die onvrijwillig naar Pakistan terugkeren worden ondervraagd om na te gaan of zij het land illegaal hebben verlaten, gezocht worden voor misdrijven in Pakistan, of in het buitenland strafbare feiten hebben gepleegd”.
De rechtbank overweegt dat eiser bij terugkeer de kans loopt om door de Pakistaanse autoriteiten te worden ondervraagd. Verweerder heeft echter in de verklaringen van eiser en wat de rechtbank eerder heeft overwogen, geen aanleiding hoeven te zien om aan te nemen dat die belangstelling voor eiser een reëel risico op een onmenselijke behandeling of ernstige schade zou kunnen veroorzaken. Eiser verschilt hierin niet van andere Pakistani die terugkeren zonder documenten.
14. Eiser heeft aangevoerd dat zijn partner meer dan gebruikelijk afhankelijk is van hem omdat zij doof en analfabeet is en eiser de enige is met wie zij kan communiceren. Het afwijzen van eisers asielaanvraag getuigt daarom van onevenredige hardheid in de zin van paragraaf C2/5.1 van de Vc.iv
15. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat paragraaf C2/5.1 van de Vc niet van toepassing is omdat deze paragraaf alleen geldt voor personen die vallen onder de werking van de Dublinverordening.
16. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder heeft mogen concluderen dat zijn beslissing niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM omdat eiser en zijn partner geen van beiden rechtmatig verblijf hebben in Nederland en dus niet van elkaar zullen worden gescheiden. Dat eiser dient terug te keren naar Pakistan en zijn partner naar Moldavië maakt dat – juridisch gezien – niet anders. Verweerder heeft de gestelde bijzondere afhankelijkheid ook niet hoeven aanmerken als een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die eiser betreffen en heeft eiser niet op die grond een (reguliere) verblijfsvergunning hoeven verlenen.
17. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
18. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
19. Eiser krijgt zijn proceskosten niet vergoed.