ECLI:NL:RBDHA:2023:5227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL22.24593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis en beoordeling van feitelijke gezinsband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die verblijft bij zijn moeder, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen, omdat eiser volgens de Staatssecretaris zelfstandig in zijn eigen onderhoud zou hebben voorzien gedurende acht jaar, en daarom niet onder het jongvolwassenenbeleid zou vallen. Eiser betwistte deze conclusie en stelde dat de Staatssecretaris onvoldoende informatie had vergaard om tot zijn standpunt te komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris in het gehoor niet voldoende doorgevraagd heeft naar de werk- en leefsituatie van eiser, waardoor de conclusie dat eiser zelfstandig in zijn levensonderhoud kon voorzien, niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers, die op € 1.674,- zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24593

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser en

[eiseres], eiseres
samen ook eisers
V-nummers: [nummer] en [nummer]
(gemachtigde: mr. E.A. Welling),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Procesverloop

In het besluit van 22 december 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis niet in behandeling genomen.
Daartegen is op 19 januari 2022 bezwaar gemaakt.
In het besluit van 3 november 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag om verlening van een mvv afgewezen en het bezwaar ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Mechitarian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is van Syrische nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1995. Hij beoogt verblijf bij eiseres, zij is de moeder van eiser. Eiseres heeft op 5 januari 2020 een verblijfsvergunning asiel gekregen. Op 6 mei 2021 heeft zij een aanvraag om verlening van een mvv in het kader van nareis ingediend voor eiser en zijn broers [A] en [B] en zijn zus [C]. Op 11 en 12 oktober 2022 heeft verweerder eiser en zijn broers en zus gehoord om de feitelijke gezinsband tussen hen en eiseres te onderzoeken. Op 14 oktober 2022 heeft verweerder een mvv afgegeven voor de broers en zus van eiser. Op 3 november 2022 heeft verweerder de aanvraag om verlening van een mvv voor eiser afgewezen.
Beroep op vrijstelling griffierecht
2. Eiseres heeft gesteld dat zij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen. Op verzoek van de griffier heeft eiseres dit beroep op betalingsonmacht nader onderbouwd met stukken. Uit deze stukken blijkt dat eiseres geen inkomen en geen vermogen heeft waaruit het griffierecht kan worden betaald. Redelijkerwijs kan dan ook niet worden geoordeeld dat eiseres door het niet betalen van het griffierecht in verzuim is geweest. Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep blijft daarom achterwege.
Standpunten van partijen
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat eiser gedurende acht jaar zelfstandig in zijn eigen onderhoud heeft voorzien. Hij valt daarom niet onder het jongvolwassenenbeleid. Daarnaast is niet gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiser en eiseres, waardoor geen feitelijke gezinsband tussen hen wordt aangenomen.
4. Eisers hebben het standpunt van verweerder gemotiveerd betwist. De rechtbank zal hierna - voor zover relevant en van belang - op de aangevoerde beroepsgronden ingaan.
Het oordeel van de rechtbank
Feitelijke gezinsband
5. Voor de vaststelling of sprake is van een feitelijk gezinsband tussen eiser en eiseres is van belang of eiser wordt gezien als jongvolwassene. Verweerder heeft zijn beleid neergelegd in B7/3.8.1 van de Vc [1] .
In dat beleid staat dat de IND familie- en gezinsleven aanneemt als bedoeld in artikel 8 van het EVRM [2] tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind:
  • jongvolwassen is
  • met ouders in gezinsverband samenleeft
  • niet in eigen onderhoud voorziet
  • geen zelfstandig gezin heeft gevormd
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geding is dat eiser voldoet aan het leeftijdscriterium. Ook is niet in geding dat eiser en eiseres grotendeels in gezinsverband hebben geleefd. Eiser is in 2014 van Syrië naar Turkije gereisd en heeft daar gedurende acht maanden met vrienden gewoond. Na acht maanden heeft eiseres zich weer bij eiser gevoegd. De rechtbank begrijpt dat eiser niet wordt tegengeworpen dat gedurende een periode sprake is geweest van een (noodgedwongen) scheiding. Eiser heeft ook geen eigen gezin gevormd.
7. Verweerder stelt dat sprake is van een contra-indicatie waaraan doorslaggevend belang wordt gehecht, omdat eiser gedurende acht jaar in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien en zich zelfstandig en moeiteloos heeft kunnen handhaven. Eiser werkte in Turkije vijf à zes dagen in de week als kleermaker en heeft verklaard van de inkomsten daaruit te kunnen eten en een woning te kunnen betalen.
8. Eiser betwist dat hij zelfstandig in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Hij zegt dat deze conclusie niet is te trekken uit het verslag van het gehoor van 12 oktober 2022. Het verslag is niet inzichtelijk en onzorgvuldig. Wat in het verslag staat klopt niet en er is sprake van miscommunicatie en misinterpretatie.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser volgens het verslag van het gehoor, op pagina 5, heeft verklaard:

Hoeveel dagen in de week werk als kleermaker en in welke periode?Soms 5, 6 dagen per week ligt eraan.
Welke periode? Maandenlang/jarenlang?8 jaar lang.
Tot ongeveer jaar geleden vanaf binnenkomst Turkije gewerkt als kleermaker?Klopt, totdat ik thuis ben gebleven.
En met wie werkte u samen, broers of andere familie?Van mijn familie niemand er werkte bijna niemand van mijn vrienden.
Kon u zichzelf daarvan redden van het werk als kleermaker?Ja dat was genoeg om te kunnen eten maar meer niet. Ja het was om te kunnen leven voor huis enzo.’
en op pagina 6:

In de periode in Istanbul hoe zag woonsituatie eruit en wat deed u dagelijks?Ik werd vroeg wakker rond 6, 7 uur om eten klaar te maken eten lekker naar mijn werk, tot 7 uur ‘s avonds daarna fitnessen hoofd leeg als ik sport en dan daarna naar huis hetzelfde volgende dag. Ik wilde alle psychische drukvermoeidheid in fitness kwijtraken.
(...)
U zei net wat over het werk en uw normale dagbesteding, met wie woonde u in Istanbul?De meeste dagen met moeder en rest familie in dezelfde huis besteed. Ik was alleen maar werken werken werken alleen maar dat geen tijd voor andere activiteiten.’
en op pagina 7:

Eigenlijk de reden uitgelegd waarom ik die vragen stel; onderzoeken welke afhankelijkheid daar speelt en hoe dat zit.Ondanks het feit dat ik kan werken dat ik kan inkomsten genereren toch de aanwezigheid is het beste zij is een soort zegen, heb zelfs gemerkt zonde werk te zitten, aanwezigheid moeder is altijd goed.’
10. Hoewel hieruit blijkt dat het verslag van het gehoor inderdaad te wensen overlaat ten aanzien van de leesbaarheid, volgt er wel uit dat eiser heeft verklaard dat hij heeft gewerkt, dat dit gedurende een periode van 8 jaar was en dat dit niet incidenteel was, zoals eiser in de gronden beweert. Verweerder heeft echter nagelaten door te vragen over hoeveel eiser verdiende en of dat daadwerkelijk voldoende was om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Eiser antwoordt op de vraag van verweerder of hij zichzelf kon redden: ‘Ja dat was genoeg om te kunnen eten maar meer niet. Ja het was om te kunnen leven voor huis enzo.’ Dit antwoord is onvoldoende duidelijk en ambigue. Zo is niet duidelijk of eiser zelf de gehele huur betaalde (en daar genoeg voor verdiende) en of hij, behalve voor eten, daadwerkelijk in staat was zelfstandig in andere levensbehoeften te voorzien.
11. In dit verband is van belang dat niet duidelijk is geworden of eisers familieleden bijdroegen aan het levensonderhoud van het gezin. Eiser wordt gevraagd: ‘
En met wie werkte u samen, broers of andere familie?’ Hij antwoordt: ‘Van mijn familie niemand er werkte bijna niemand van mijn vrienden’. Deze vraag is onvoldoende duidelijk en eisers stellen terecht dat deze vraag ook kan zijn opgevat alsof verweerder dacht dat eiser met zijn familie op dezelfde werkplek werkte. Bovendien kan het niet kloppen dat eiser als enige werkte, nu eisers broer Mehdi tijdens zijn gehoor heeft verklaard ook te werken en eiseres tijdens de zitting heeft toegelicht dat iedereen van het gezin die kon, werkte.
12. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in het gehoor had moeten doorvragen en niet voldoende informatie heeft vergaard om tot zijn standpunt te kunnen komen dat eiser zich zelfstandig en moeiteloos kon handhaven. Het bestreden besluit is hierom reeds onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
13. Verweerder heeft verder gesteld dat de moeilijkheden die eiser sinds 2021 in Turkije ondervindt onvoldoende zijn voor het oordeel dat hij zich niet zelfstandig en moeiteloos meer kan handhaven. Daarbij heeft verweerder niet gemotiveerd waarom geen gewicht toekomt aan omstandigheid dat eiser sinds een jaar geen werk meer heeft, kennelijk ook vanwege de situatie van Syriërs in Turkije. Verweerder heeft deze omstandigheid, noch de moeilijkheden waar Syriërs in Turkije mee worden geconfronteerd, betwist in het bestreden besluit. Verweerders stelling op zitting dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij geen werk heeft, passeert de rechtbank. Het is immers niet mogelijk te onderbouwen dat je geen werk hebt in een situatie als die waarin eiser zich bevindt (namelijk als Syriër zonder verblijfs- of werkvergunning).
14. Eiseres heeft er verder op gewezen dat zij eiser financieel ondersteunt. Eiseres heeft stukken overgelegd waaruit volgt dat geld wordt overgemaakt aan eiser. Hoewel het op de weg van eiseres had gelegen nader toe te lichten wie de afzenders en ontvangers van dit geld zijn en waarom eisers naam anders staat geschreven, volgt hier wel uit dat eiser geld ontvangt van eiseres. Ook hierom heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiser zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien.
Conclusie
15. Gelet op het voorgaande is het beroep al gegrond. De overige beroepsgronden behoeven op dit moment geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb [3] . De rechtbank ziet geen aanleiding een vorm van finale geschilbeslechting toe te passen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.H. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingencirculaire 2000
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Algemene wet bestuursrecht