ECLI:NL:RBDHA:2023:5214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
C/09/603203 / FA RK 20-8420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie en vaststelling van het Nederlanderschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot adoptie en de vaststelling van het Nederlanderschap van verzoekster. Het verzoek was ingediend door de overleden verzoeker en zijn partner, die in Canada woonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit had, de verzoekster wilde adopteren, die inmiddels meerderjarig was. Echter, verzoeker overleed tijdens de procedure, waardoor niet aan de wettelijke eisen voor adoptie was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de adoptie niet kon worden uitgesproken, omdat verzoekster op het moment van de indiening van het verzoek al meerderjarig was en verzoeker geen belang meer had bij het verzoek. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek tot adoptie en daarmee ook het verzoek om de geslachtsnaam van verzoekster vast te stellen.

Daarnaast werd het verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van verzoekster beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de Indonesische adoptie van verzoekster door verzoeker en zijn vrouw als 'zwakke' adoptie werd beschouwd, waarbij de familierechtelijke betrekkingen met de biologische ouders niet volledig waren verbroken. Hierdoor voldeed verzoekster niet aan de eisen van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen. De rechtbank verwierp ook het beroep van verzoekster op 'fait accompli', waarbij zij stelde dat haar vertrouwen in de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door de Indonesische adoptie niet kon worden gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit eveneens moest worden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de aard van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-8420
Zaaknummer: C/09/603203
Datum beschikking: 6 april 2023

Adoptie en vaststelling van het Nederlanderschap

Beschikking op het op 18 november 2020 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker01] (overleden),

verzoeker,
en
[verzoekster01] ,
verzoekster,
wonende te Canada,
samen: verzoekers,
advocaat: mr. M.C.M.E. Schijvenaars te Vlissingen.
Als belanghebbende ten aanzien van een eventuele vaststelling geboortegegevens/
inschrijving van de geboorteakte wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats01] ,
zetelend te [plaats01] ,
hierna: de ambtenaar.
Als belanghebbende ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit wordt aangemerkt:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
zetelende te ’s-Gravenhage,
hierna: “de IND”.

Procedure

Bij beschikking van 17 maart 2022 van deze rechtbank is een verdere behandeling van de verzoeken aangehouden om de IND in de gelegenheid te stellen een schriftelijk standpunt in te nemen met betrekking tot het verzoek als bedoeld in artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), waarna verzoekers en vervolgens de IND nog mochten reageren.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het bericht van 31 maart 2022 van de IND;
  • het bericht van 28 april 2022, met bijlagen, van verzoekers;
  • het bericht van 28 juli 2022 van de IND.
Op 9 maart 2023 is de behandeling op een videozitting (via Teams) van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn verschenen: verzoekster, bijgestaan door haar advocaat, [naam01] namens de ambtenaar en [naam02] namens de IND. Verder was een zus van verzoekster bij de videozitting aanwezig.

Feiten

  • Verzoeker is geboren op [geboortedatum01] 1952 te [geboorteplaats01] en is overleden op [datum van overlijden01] 2022.
  • Verzoeker was gehuwd op [datum huwelijk01] 1972 met [naam03] (hierna: de vrouw), geboren op [geboortedatum02] 1942 te [geboorteplaats02] . De vrouw is overleden op [datum van overlijden02] 2018.
  • Volgens een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) was verzoeker sinds 15 juni 1998 geregistreerd als niet ingezetene wegens emigratie (sinds 15 juni 1998 met vermelding Indonesië en sinds 5 april 2018 met vermelding Canada). Verder stond geregistreerd dat verzoeker de Nederlandse nationaliteit had.
  • Volgens een vertaling van een uittreksel geboorteakte, nummer [nummer01] , afgegeven op [datum01] 2002 door de burgerlijke stand in [plaats02] , Indonesië, is [naam04] geboren op [geboortedatum03] 2000 te [geboorteplaats03] , achtste kind van het echtpaar [naam05] en [naam06] .
  • Bij beschikking van [beschikkingsdatum01] 2005 van de rechtbank [plaats03] , Indonesië is de adoptie van verzoekster door verzoeker en de vrouw als wettig verklaard.

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank, kosten rechtens:
  • de adoptie door verzoeker uitspreekt van verzoekster;
  • verstaat dat verzoekster de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam01] ” zal krijgen;
  • vaststelt dat verzoekster de Nederlandse nationaliteit heeft.

Beoordeling

Adoptie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank acht gezien de omstandigheid dat verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit had, met het verzoek beoogde verzoekster in Nederland te adopteren zodat alsnog sprake zou zijn van een sterke adoptie, hetgeen mogelijk tot de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit zou kunnen leiden, voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
Verzoeker beoogt verzoekster te adopteren, die inmiddels meerderjarig is. Er zijn geen verdragen of wettelijke regelingen voorhanden die verwijzingsregels bevatten voor het toepasselijk recht als het om meerderjarigenadoptie gaat. Al deze regels betreffen immers adoptie van minderjarigen. De rechtbank zal hierom naar analogie van het bepaalde in artikel 10:104 BW Nederlands recht toepassen op het onderhavige verzoek tot adoptie, behoudens ten aanzien van de instemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank moet op het moment van het nemen van de beslissing vaststellen dat aan de wettelijke eisen voor het uitspreken van een adoptie is voldaan. Helaas is verzoeker hangende de procedure op [datum van overlijden01] 2022 overleden. Reeds hierom is niet aan de wettelijke eisen voldaan. Ten tijde van de indiening van het verzoek was overigens ook al niet aan de wettelijke eisen voldaan. Immers, al op dat moment was verzoekster (het te adopteren kind) geruime tijd meerderjarig. Verzoeker heeft op dit moment bij zijn verzoek ook geen belang meer. Als adoptie wordt uitgesproken leidt dat tot het bestaan van een familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en de adoptant, een rechtsbetrekking van hoogstpersoonlijke aard. Het systeem van de wet verzet zich ertegen dat verzoekster (of één van de biologische kinderen van verzoeker) na het overlijden van verzoeker het adoptieverzoek kan overnemen. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie door verzoeker van verzoekster dan ook afwijzen.
Geslachtsnaam
Nu het verzoek tot adoptie zal worden afgewezen, zal daarmee ook het verzoek te verstaan dat verzoekster de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam01] ” zal krijgen, worden afgewezen.
Vaststelling Nederlanderschap
De rechtbank stelt voorop dat het verzoek is gegrond op artikel 17 RWN. Op basis van dit artikel is de rechtbank enkel bevoegd om tot vaststelling van het Nederlanderschap van een persoon over te gaan of tot de vaststelling dat die persoon het Nederlanderschap niet bezit. De manieren waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen of behouden zijn limitatief opgesomd in de RWN.
Bij beschikking van [beschikkingsdatum01] 2005 van de rechtbank [plaats03] , Indonesië is de adoptie van verzoekster door verzoeker en de vrouw als wettig verklaard. Ter beoordeling ligt voor of verzoekster op grond van deze Indonesische adoptie het Nederlanderschap ingevolge een van de bepalingen van de RWN heeft verkregen. Net als de ambtenaar en als verzoekers is de rechtbank van oordeel dat bij de Indonesische adoptie sprake is geweest van een zogeheten ‘zwakke’ adoptie, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekster en haar biologische ouders niet volledig zijn verbroken. Namens de IND is terecht naar voren gebracht dat hierom niet aan de eisen van het bepaalde in artikel 5a en 5b RWN is voldaan. De zwakke adoptie is ook niet tijdig, dat wil zeggen tijdens de minderjarigheid van verzoekster, omgezet naar een sterke adoptie (artikel 5 b lid 2 sub c RWN). Verzoekster heeft dus niet de Nederlandse nationaliteit verkregen en zou deze, ook in het geval de rechtbank nu wel de adoptie zou uitspreken, niet verkrijgen.
Verzoekster doet nog een beroep op “fait accompli”: dat zij vanaf de Indonesische adoptie op grond van de adoptie door de Indonesische en Nederlandse overheid is beschouwd als Nederlandse en aan haar steeds een Nederlands paspoort is afgegeven en dat het daardoor opgewekte vertrouwen dient te worden gehonoreerd. Dit dient ertoe te leiden dat de Indonesische adoptie wordt erkend als grondslag voor verwerving, van rechtswege, van de Nederlandse nationaliteit.
De rechtbank is van oordeel dat ook dit beroep niet kan slagen. Met de IND is de rechtbank van oordeel dat de wijzen waarop het Nederlanderschap wordt verkregen limitatief zijn opgenomen in de RWN en de voor Nederland geldende verdragen. Het Nederlanderschap kan niet worden ontleend aan opgewekt vertrouwen of aan enig ander beginsel van behoorlijk bestuur.
De rechtbank acht het plausibel dat verzoeker en verzoekster altijd in de overtuiging zijn geweest dat verzoekster de Nederlandse nationaliteit had, nu zij ook op dit moment nog een geldig Nederlands paspoort heeft. Nu evenwel niet aan de eisen van de RWN is voldaan moet het verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit worden afgewezen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst al het verzochte af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, J.Th.W. van Ravenstein en S.J. Huizenga, rechters, bijgestaan door mr. S.G.J. Verkennis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2023.