In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023, zaaknummer SGR 22/3009, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV beoordeeld. Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd, waarbij het UWV haar arbeidsongeschiktheid op 39,86% had vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat niet alle beperkingen correct waren verwoord in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat onvoldoende rekening was gehouden met haar medicatie.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 16 september 2021 voor 39,86% arbeidsongeschikt is. De rechtbank baseert haar oordeel op de medische beoordeling van de verzekeringsarts B&B, die de belastbaarheid van eiseres overtuigend heeft gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat de klachten van eiseres, waaronder fibromyalgie en psychosociale omstandigheden, niet leiden tot verdergaande beperkingen dan in de FML zijn opgenomen. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de vaststelling van het UWV te twijfelen.
De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende heeft aangetoond dat eiseres in staat is om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies geïdentificeerd die eiseres kan vervullen, en de rechtbank oordeelt dat deze functies geschikt zijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.