ECLI:NL:RBDHA:2023:5184
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van rechtmatig verblijf van een gemeenschapsonderdaan wegens gebrek aan economische activiteit en middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Poolse gemeenschapsonderdaan, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris waarin werd vastgesteld dat zijn rechtmatig verblijf in Nederland was beëindigd. Dit besluit was gebaseerd op de bevindingen van de politie, die had vastgesteld dat de eiser geen rechtmatig verblijf had als economisch actieve gemeenschapsonderdaan, omdat hij sinds april 2022 geen werk meer had en onvoldoende middelen van bestaan had om in zijn levensonderhoud te voorzien. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder het feit dat de eiser geen vaste woon- of verblijfplaats had en regelmatig in aanraking kwam met de politie vanwege overlast. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de eiser niet voldeed aan de vereisten voor rechtmatig verblijf en dat de beëindiging van zijn verblijf niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.