ECLI:NL:RBDHA:2023:5180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL23.3969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 9 november 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 29 december 2022. De beoordeling in deze procedure richtte zich op de vraag of de maatregel van bewaring onrechtmatig was na deze datum.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet heeft aangetoond dat de gegevens van de Marokkaanse autoriteiten onjuist zijn. Eiser had in het verleden meerdere aliassen gebruikt en de rechtbank vond het ongeloofwaardig dat de gegevens op de afgegeven laissez-passer (lp) betrekking zouden hebben op een ander persoon. De rechtbank concludeerde dat er zicht op uitzetting was, aangezien er een vlucht naar Marokko was geboekt, die echter was geannuleerd vanwege een nieuwe asielaanvraag van eiser op 14 februari 2023. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3969

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 9 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft op 14 februari 2023 de maatregel van bewaring opgeheven in verband met een herhaalde asielaanvraag van eiser.
Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder het houden van een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek op 2 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt in deze procedure dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en is geboren op [datum 3] 1995. Uit de door verweerder overgelegde voortgangsgegevens van 9 februari 2023 blijkt dat eiser in Nederland bekend is onder meerdere aliassen:
[naam 1] , geboren op [datum 4] 1988;
[naam 2] , geboren op [datum 4] 1988;
[naam 5] , geboren op [datum 5] 1988;
[naam 5] , geboren op [datum 6] 1992.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 5 januari 2023 (in de zaak NL22.26337) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 29 december 2022 rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting ontbreekt omdat hij in het verleden veelvuldig in vreemdelingenbewaring is gesteld en dat die maatregelen van bewaring allemaal zijn opgeheven na een belangenafweging. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat er door de Marokkaanse autoriteiten een laissez-passer (lp) zou zijn afgegeven en dat
er een vlucht zou zijn geboekt. De lp is echter afgegeven op naam van [naam 2] met geboortedatum [datum 7] 1988. Niet is gebleken dat dit zijn juiste naam en geboortedatum is en waarop de Marokkaanse autoriteiten dit baseren. Het betreft volgens eiser een ander persoon.
4. De beroepsgrond slaagt niet. Dat oordeel motiveert de rechtbank als volgt. Uit de voortgangsgegevens van 9 februari 2023 blijkt dat eiser op 23 december 2022 in het kader van de lp-aanvraag is gepresenteerd bij de vertegenwoordiging van Marokko en de nationaliteit van eiser is bevestigd. Op 2 februari 2023 is door verweerder een lp ontvangen met de volgende gegevens:
“Achternaam [achternaam] , Voornaam [voornaam] Geb.datum [datum 8] 1988. (alias [naam 4] ; [datum 9] 1995)”.
De rechtbank ziet geen aanleiding om deze gegevens, die afkomstig zijn van de Marokkaanse autoriteiten, onjuist te achten. Verweerder mag ook uitgaan van de gegevens die de Marokkaanse autoriteiten over hun onderdanen verstrekken, tenzij wordt aangetoond dat de gegevens onjuist zijn. Dit heeft eiser niet gedaan. Daarbij benadrukt de rechtbank dat eiser zich van meerdere aliassen heeft bediend en zelf geen actie heeft ondernomen om zijn identiteit en nationaliteit in het kader van de op hem rustende vertrekplicht te onderbouwen. Dat de gegevens op de afgegeven lp zien op een ander persoon, zoals eiser stelt, vindt de rechtbank ook gezien het feit dat de naam [naam 2] al een keer eerder door eiser is gebruikt, volstrekt ongeloofwaardig en bovendien niet onderbouwd. Na afgifte van de lp is voor eiser een vlucht naar Marokko geboekt op 15 februari 2023, maar deze vlucht is geannuleerd omdat eiser op 14 februari 2023 een nieuwe asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn stelling dat zicht op uitzetting ontbreekt.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.