ECLI:NL:RBDHA:2023:5175
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser op 19 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 19 maart 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 maart 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om aan te geven of hij zijn beroep wil handhaven. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft eiser, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, geen procesbelang meer. Daarnaast wordt in de uitspraak verwezen naar de Tijdelijke wet, die van toepassing is op besluiten op asielaanvragen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat deze wet onverbindend is wegens strijd met het Unierecht, waardoor ook hier het procesbelang ontbreekt.
De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' toepast, aangezien het beroep alleen betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.