ECLI:NL:RBDHA:2023:5146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL23.7300 en NL23.7301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag en afwijzing verzoek voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in de procedure tussen een eiser, die de Sri Lankaanse nationaliteit heeft, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris op 8 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard. De eiser heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. Hij verblijft momenteel in vreemdelingenbewaring en heeft op 19 februari 2023 een nieuwe asielaanvraag ingediend, waarbij hij vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Sri Lanka, vooral na de dood van een vriend die ook in vreemdelingenbewaring zat.

De rechtbank heeft de zaak op 30 maart 2023 behandeld, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere afwijzing van de asielaanvraag kunnen onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Sri Lanka een reëel risico loopt op vervolging of andere ernstige schade. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. N.Y. Majoor, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.7300 (beroep) en NL23.7301 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/ voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [eiser]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 8 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.7301 (voorlopige voorziening) op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1989 en heeft de Sri Lankaanse nationaliteit. Hij verblijft al lange tijd in Nederland en heeft drie keer eerder (in 2006, 2010, 2018) een asielaanvraag ingediend, die allen onherroepelijk zijn afgewezen. Eiser verblijft in vreemdelingenbewaring en heeft op 19 februari 2023 de huidige (opvolgende) asielaanvraag ingediend.
2. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Sri Lanka zal onderworpen aan verboden handelingen. Zijn vriend die ook in de vreemdelingenbewaring zat is na zijn uitzetting dood aangetroffen in Sri Lanka.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder is er geen sprake van relevante nieuwe relevante feiten of omstandigheden, omdat de dood van de vriend niet aannemelijk is gemaakt en niet is onderbouwd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser probeert de dood van zijn vriend te onderbouwen met stukken, maar deze zijn tot op heden niet uit Sri Lanka overgekomen. Daarbij vreest hij bij terugkeer voor de Tamil Tijgers. Daarbij komt dat hij al langdurig in Nederland verblijft. Eiser wijst op het rapport van Amnesty International van 2022. Daarin staat dat er sprake is van buitensporig geweld op grote schaal tegen minderheden, moslims, waartoe eiser behoort. Zijn familie moest naar India vluchten, waar zijn twee zussen nog steeds verblijven. Verder had verweerder ambtshalve moeten beoordelen of er, door het lange verblijf van eiser in Nederland, sprake is van een fair balance tussen de belangen van hem en die van de Nederlandse staat. [1] Er is, gezien de situatie en het tijdsverloop, sprake van hardship.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Nieuwe feiten en omstandigheden
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het
standpunt heeft gesteld dat eiser geen relevante nieuwe elementen of bevindingen naar voren heeft gebracht die af kunnen doen aan het eerdere besluit en de overwegingen waarop het besluit rust. Verder is niet gebleken van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende, feiten en omstandigheden [2] . Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn vriend gedood is en dat er een causaal verband is met de uitzetting.
Artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden EVRM/ Rapport Amnesty International
6. Verder is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees heeft bij terugkeer naar Sri Lanka. Hij heeft niet onderbouwd dat hij persoonlijk problemen heeft ondervonden. Uit het door eiser overgelegde rapport van Amnesty International blijkt niet dat eiser een individueel risico loopt bij terugkeer. Uit het rapport van Amnesty International komt alleen een algemeen beeld van de situatie in Sri Lanka naar voren van geweld tegen de minderheden
waartoe eiser behoort.
Artikel 8 van het EVRM
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er in de opvolgende aanvraag niet ambtshalve wordt getoetst aan artikel 8 van het EVRM. [3] Indien eiser meent dat hem op grond van artikel 8 EVRM een verblijfsrecht toekomt, kan hij een daartoe strekkende aanvraag indienen.
Conclusie
8. De aanvraag is op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen) rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 8 van het EVRM.
2.als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw 2000.
3.WI 2020/16 ‘Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 van het EVRM’, pagina 4 in paragraaf 1 d.