ECLI:NL:RBDHA:2023:5145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL23.7214 en NL23.7215
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel op grond van kennelijk ongegrond verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in de procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Nigeriaanse man, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had eerder, op 25 september 2019, een eerste asielaanvraag ingediend, maar had toen niet verklaard dat hij homoseksueel was. In zijn tweede aanvraag, ingediend op 16 maart 2022, stelde hij dat hij Nigeria had verlaten vanwege zijn homoseksuele geaardheid en de problemen die hij daardoor ondervond. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, stellende dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 30 maart 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de argumenten van eiser en verweerder gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig waren. Eiser had niet voldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn homoseksualiteit. De rechtbank volgde de motivering van verweerder dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag kon worden aangemerkt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. N.Y. Majoor, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAGBestuursrecht
zaaknummers: NL23.7214 (beroep) en NL23.7215 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/ voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 8 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiser een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.7215 (voorlopige voorziening), op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig J. Singh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1986 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiser heeft op 25 september 2019 een eerste asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij problemen had met zijn familie. Hij heeft in de eerste aanvraag niet aangevoerd dat hij de homoseksuele geaardheid heeft. Eiser heeft op 16 maart 2022 zijn tweede/opvolgende asielaanvraag ingediend. Hij heeft aan de huidige asielaanvraag ten grondslag gelegd dat dat hij Nigeria heeft verlaten omdat hij de homoseksuele geaardheid heeft en vanwege problemen ten gevolge van zijn homoseksuele geaardheid.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Homoseksuele geaardheid;
3. Problemen naar aanleiding van homoseksuele geaardheid.
2.1.
Verweerder vindt het eerste element geloofwaardig, maar acht het tweede en derde element niet geloofwaardig. Eiser kan dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en de geloofwaardig geachte elementen zijn volgens verweerder onvoldoende zwaarwegend om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij niet eerder of ongerijmd heeft verklaard over zijn seksuele geaardheid. Verder is ten onrechte voorbij gegaan aan de conclusies die Mr. S. Jansen al in 2018 in haar rapport ‘Trots of Schaamte’. Daarin is beschreven dat het veelvuldig voorkomt dat homoseksuelen hun seksuele geaardheid niet anders dan middels het spreken over seksuele aantrekkingskracht of seksuele handelingen kunnen duiden. Verder heeft hij aannemelijk gemaakt (voldoende concreet) dat het incident met Frank ervoor heeft gezorgd dat eiser mannen aantrekkelijker is gaan vinden. Verder zegt het hebben van (kortstondige) seksuele relaties niets over zijn geaardheid of hoe hij zichzelf identificeert.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Gestelde seksuele geaardheid
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.1.
Verweerder kan worden gevolgd in zijn motivering dat de verklaringen van eiser over zijn gestelde seksuele geaardheid ongerijmd zijn. Dat eiser eerder niet heeft durven verklaren over zijn seksuele geaardheid wordt niet gevolgd, omdat hij tijdens een eerdere asielprocedure wel heeft kunnen verklaren over een beschuldiging van verkrachting. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser op zitting ook geen verklaring kunnen geven waarom hij niet eerder in de procedure heeft verklaard over zijn homoseksuele geaardheid. Eiser heeft op zitting toegelicht dat hij is gevlucht in 2008 door problemen met zijn familie. Dit komt overeen met wat eiser heeft verklaard in zijn eerste asielaanvraag. Niet valt in te zien dat nu in een opvolgende asielaanvraag voor het eerst wordt verklaard over zijn homoseksuele geaardheid.
4.3.
Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat eiser onvoldoende heeft verklaard over zijn persoonlijke gevoelens en ervaringen die gepaard gaan met zijn homoseksuele geaardheid. Hij heeft met zijn verklaringen ook niet inzichtelijk kunnen maken wat dit allemaal voor hem heeft betekend. Het opgewonden raken van mannen geeft hierbij onvoldoende inzicht om te overtuigen.
4.4.
Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat ook met de conclusies van Mr. S. Jansen in haar rapport ‘Trots of Schaamte’ eiser onvoldoende heeft kunnen toelichten hoe hij zich realiseerde dat hij “anders” was, hoe hij dat persoonlijk heeft ervaren en hoe de omgeving gereageerd heeft. Volgens Werkinstructie 2019/17 mag van eiser worden verwacht dat hij, afkomstig uit een land als Nigeria waar men de LHBTI-gerichtheid niet accepteert en waar dit strafbaar is gesteld, kan verklaren over het voorgaande. En ook mag worden verwacht dat eiser kan verklaren over het (denk)proces dat hij heeft doorlopen en waarin hij zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij en de wet verwacht en hoe hij daaraan invulling wil en kan geven.
4.5.
Ook heeft verweerder eiser voldoende gemotiveerd tegengeworpen dat hij zowel in Nigeria alsook in Italië relaties is aangegaan met vrouwen.
Problemen naar aanleiding van de seksuele geaardheid
5. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde
problemen, heeft verweerder tot uitgangspunt mogen nemen dat de seksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig is. Die omstandigheid doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van de problemen als gevolg van die geaardheid.
Conclusie
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
7. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.N.Y. Majoor, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.