ECLI:NL:RBDHA:2023:5145
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel op grond van kennelijk ongegrond verzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in de procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Nigeriaanse man, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had eerder, op 25 september 2019, een eerste asielaanvraag ingediend, maar had toen niet verklaard dat hij homoseksueel was. In zijn tweede aanvraag, ingediend op 16 maart 2022, stelde hij dat hij Nigeria had verlaten vanwege zijn homoseksuele geaardheid en de problemen die hij daardoor ondervond. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, stellende dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 30 maart 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de argumenten van eiser en verweerder gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig waren. Eiser had niet voldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn homoseksualiteit. De rechtbank volgde de motivering van verweerder dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag kon worden aangemerkt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. N.Y. Majoor, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.