ECLI:NL:RBDHA:2023:5130
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres, die sinds 2014 een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om haar uitkering per 1 februari 2021 te beëindigen. Dit besluit was gebaseerd op een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarbij het UWV concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar medische klachten, waaronder het syndroom van Sjögren, niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling van haar belastbaarheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres had geen overtuigende medische informatie overgelegd die de conclusies van het UWV zou kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelde dat de medische rapportages zorgvuldig en volledig waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de deugdelijkheid ervan. Eiseres had weliswaar diverse klachten, maar deze leidden niet tot meer beperkingen dan door het UWV aangenomen.
Desondanks oordeelde de rechtbank dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid, omdat er in de bezwaarfase geen arbeidsdeskundig onderzoek had plaatsgevonden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand, omdat eiseres nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres kreeg een vergoeding voor de proceskosten van € 1.674,- toegewezen, en het UWV werd opgedragen het griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.