ECLI:NL:RBDHA:2023:5116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/09/643052 / JE RK 23-346
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 maart 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2019. Het verzoek tot uithuisplaatsing werd ingediend door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, naar aanleiding van ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige01]. Op 22 februari 2023 was er al een spoedmachtiging verleend om [minderjarige01] uit huis te plaatsen, nadat de minderjarige alleen was aangetroffen op de galerij van de flat van de moeder, die in een vervuilde woning verbleef en waar sporen van drugs werden aangetroffen. De moeder heeft ingestemd met de uithuisplaatsing en werkt mee aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van drie maanden, van 9 maart 2023 tot 22 mei 2023, en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/643052 / JE RK 23-346
Datum uitspraak: 7 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 22 februari 2023 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (verder: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 22 februari 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is een spoedmachtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 22 februari 2023 tot 9 maart 2023 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook voornoemde beschikking van 22 februari 2023.
Op 7 maart 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder.

Verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De afgelopen periode was er een stijgende lijn te zien bij de moeder en [minderjarige01] . Er was een hulpverlener van Gemiva betrokken bij de moeder en [minderjarige01] ging naar een medisch kinderdagverblijf. Er waren wel zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01] , maar de moeder werkte mee aan de hulpverlening en kwam haar afspraken na. In de nacht van 20 februari jl. werd [minderjarige01] echter alleen aangetroffen op de galerij van de flat van de moeder. De moeder had [minderjarige01] alleen achtergelaten en de woning bleek sterk vervuild te zijn en er werden sporen van drugs gevonden. [minderjarige01] verblijft inmiddels in een pleeggezin en heeft twee keer per week begeleide bezoeken met de moeder. Het is van belang dat de moeder de komende periode het huis op orde krijgt en dat duidelijk wordt wat er nodig is om [minderjarige01] op een veilige manier weer terug te plaatsen bij de moeder. Hierbij zal ook worden gekeken naar de hechting en de interactie tussen de moeder en [minderjarige01] . De moeder heeft haar traumabehandeling eerder positief afgerond en er moet gekeken worden wat er nu in haar leven speelt om opnieuw een terugval te voorkomen.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. De moeder vindt het moeilijk om hulp te vragen en is blij met de hulpverlening die zij nu krijgt. De moeder ziet in dat [minderjarige01] nu op een veilige plek zit en wil er de komende periode alles aan doen wat nodig is zodat [minderjarige01] weer naar huis kan komen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er ernstige zorgen waren over de veiligheid en de ontwikkeling van [minderjarige01] . [minderjarige01] was alleen aangetroffen op de galerij bij de flat van de moeder en de woning was sterk vervuild en er waren sporen van drugs gevonden. De moeder ziet in dat het in het belang van [minderjarige01] is dat zij nu op een veilige en stabiele plek verblijft terwijl de moeder aan haar problemen werkt voordat [minderjarige01] weer naar huis kan. De moeder accepteert de hulpverlening en de samenwerking verloopt goed en er is begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige01] . De komende periode is het van belang dat er gekeken wordt wat er nodig is zodat de moeder weer op een veilige manier de opvoeding en verzorging van [minderjarige01] kan dragen. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom verlenen zoals verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 9 maart 2023 tot 22 mei 2023,
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023 door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.