ECLI:NL:RBDHA:2023:5109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL22.22421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning asiel en de zorgvuldigheid van het besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres, een Eritrese vrouw, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 2 november 2022 de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij internationale bescherming zou hebben in Denemarken. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 november 2022 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, aangevoerd dat zij psychische problemen heeft en begeleiding nodig heeft bij haar terugkeer naar Denemarken. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om meer duidelijkheid te krijgen over de medische situatie van eiseres en de mogelijkheden voor begeleiding door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V).

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende zorgvuldig is omgegaan met de medische omstandigheden van eiseres en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problemen van eiseres en de noodzaak van begeleiding bij haar terugkeer. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat eiseres nog steeds niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen recht heeft op de eerder verleende internationale bescherming in Denemarken. De rechtbank heeft verweerder bovendien veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.929,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.22421 en NL22.22422

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.W. van der Zanden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.H. Belevska).

ProcesverloopBij besluit van 2 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.22422, op 17 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij beslissing van 25 november 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en partijen nadere vragen gesteld.
Nadat partijen hierop hebben gereageerd is het onderzoek met instemming van partijen zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1
.Eiseres stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1992.
2. Bij besluit van 2 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard, omdat aannemelijk is dat eiseres internationale bescherming heeft in Denemarken. [1] Dit is gebleken uit een Eurodac-onderzoek. Eiseres dient zich zo snel mogelijk naar Denemarken te begeven.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. De gemachtigde van eiseres voert in beroep aan dat eiseres psychische problemen heeft en begeleiding nodig heeft bij terugkeer naar Denemarken. De gemachtigde van eiseres stelt ook dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om te onderzoeken of eiseres nog altijd internationale bescherming geniet in Denemarken en of zij zal worden toegelaten tot Denemarken. Op zitting heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat eiseres momenteel verblijft in de Intensief begeleidende opvang (IBO) te Schalkhaar. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting heropend, nu onvoldoende duidelijk was geworden wat de actuele medische situatie van eiseres is en evenmin op welke wijze verweerder hier rekening mee houdt of mee omgaat op het moment dat het verblijf in de IBO beëindigd wordt als gevolg van de werking van het bestreden besluit. Aan de gemachtigde van eiseres is verzocht zo mogelijk aanvullende (medische) informatie over te leggen vanuit (de behandelaar in) de IBO. De rechtbank heeft verweerder verzocht om te onderzoeken of er voorzieningen zijn voor de begeleiding van eiseres bij terugkeer naar Denemarken door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) indien blijkt dat zij niet in staat is zelfstandig naar Denemarken te reizen en zo ja, welke dit zijn en op welke wijze bepaald wordt wanneer deze worden ingezet.
5. Verweerder heeft op 9 december 2022 gereageerd op het verzoek van de rechtbank. Verweerder heeft meegedeeld dat de DT&V, nu er sprake blijkt te zijn van medische problematiek, zorg zal dragen voor de noodzakelijke medische begeleiding.
6. De gemachtigde van eiseres heeft op 8 december 2022 en 16 december 2022 gereageerd op het verzoek van de rechtbank. De gemachtigde van eiseres heeft een e-mail van de DT&V van 6 december 2022 overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder op 30 november 2022, op verzoek van de DT&V, een onderzoek heeft gestart om te achterhalen of de verblijfsvergunning van eiseres in Denemarken nog geldig is, of dat Denemarken haar terug wil nemen op grond van haar eventueel verlopen verblijfsvergunning. De gemachtigde van eiseres betoogt dat verweerder, in het licht van het bericht van 6 december 2022, er ten onrechte vanuit blijft gaan dat eiseres toegang zal krijgen tot Denemarken. Verweerder heeft onvoldoende acht geslagen op het verzoek van de DT&V. De gemachtigde van eiseres stelt verder dat eiseres niet zonder FMMU-rapport had mogen worden gehoord. Het besluit is onzorgvuldig voorbereid.
7. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat Denemarken aan eiseres op 30 juni 2015 internationale bescherming heeft verleend.
8. Niet meer in geschil is dat uit het dossier in combinatie met het feit dat eiseres nu in de IBO verblijft, volgt dat eiseres verward lijkt en mogelijk psychische problemen heeft die een zelfstandig vertrek naar Denemarken, zoals opgedragen aan eiseres in het bestreden besluit, kunnen bemoeilijken of zelfs verhinderen. Dit wordt ook bevestigd in het bericht van verweerder van 9 december 2022, waaruit blijkt dat er sprake is van medische problematiek bij eiseres en dat DT&V zorg zal dragen voor noodzakelijke medische begeleiding. Verder volgt uit de overgelegde e-mail van 6 december 2022 dat vanwege deze begeleiding een onderzoek is gestart naar de actuele verblijfstatus van eiseres in Denemarken.
9. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op al de hiervoor genoemde omstandigheden, het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Het gehoor en in ieder geval de zienswijze hadden voor verweerder aanleiding moeten vormen te bezien of eiseres zelf in staat was gevolg te geven aan de verplichting zich naar Denemarken te begeven of dat DT&V moest worden ingeschakeld om de terugkeer naar Denemarken te begeleiden zoals nu naar aanleiding van de behandeling in beroep is gebeurd. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Dit laat evenwel onverlet dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet anders worden als gevolg van het voorgaande en de rechtbank deze daarom in stand zal laten. Nog steeds geldt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen recht meer heeft op de eerder aan haar verleende internationale bescherming in Denemarken. Het feit dat nu met het oog op de begeleide terugkeer onderzocht wordt wat de precieze verblijfstatus van eiseres in Denemarken is, maakt niet dat verweerder steeds verplicht is deze informatie in te winnen voordat een besluit als hier aan de orde kan worden genomen. Hierbij is van belang dat het zorgvuldigheidsgebrek met name gelegen is in het niet in kaart brengen van de medische omstandigheden en de mogelijkheden van eiseres om gelet op die omstandigheden zelf feitelijk terug te gaan. Het verkrijgen van meer zekerheid over de verblijfstatus in Denemarken, is voor deze vaststelling niet doorslaggevend.
Conclusie
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Omdat op het beroep is beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.929,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een nadere schriftelijke reactie met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.929,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.