ECLI:NL:RBDHA:2023:5103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
09/327486-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met geweld en bedreiging met een mes, medeplegen door twee verdachten

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten die beschuldigd werden van straatroof. De feiten vonden plaats op 15 december 2022 in Leiden, waar de verdachten samen een jongeman beroofden van zijn airpods en telefoon. Tijdens de beroving werd het slachtoffer bedreigd met een mes en geslagen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel slechts één van de verdachten met een mes achter de vrienden van het slachtoffer aanliep, er sprake was van medeplegen van een poging tot beroving. Beide verdachten werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de betrokkenheid van de verdachten bij de beroving voldoende nauwe en bewuste samenwerking vertoonde, wat hen als medeplegers kwalificeerde. De rechtbank hield rekening met de recidive van één van de verdachten en de ernst van de feiten, die gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbrachten. De straf werd bepaald op basis van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij de rechtbank de strafverhogende factoren tegen elkaar afwoog en besloot tot een gelijkwaardige straf voor beide verdachten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/327486-22
Datum uitspraak: 7 april 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting DC Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Eelman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Vroegindeweij naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 december 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten Korevaarstraat, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods en/of een telefoon, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 1] , en/of een derde toebehoorde(n)
door
- met een bivakmuts op en/of een mes in de hand op die [naam 1] af te lopen en/of (vervolgens)
- die [naam 1] in zijn nek en/of tegen zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
- te schreeuwen om geld en/of (vervolgens)
- dat mes te tonen en/of dat mes tegen de buik van die [naam 1] te houden en/of (vervolgens)
- te schreeuwen tegen die [naam 1] : "zakken legen, geld, geld, telefoon, telefoon, portemonnee", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 15 december 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten Korevaarstraat, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 2] en/of [naam 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 2] en/of [naam 3] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) achter die [naam 2] en/of [naam 3] zijn aangerend en/of daarbij een mes in de hand hebben gehad en/of hebben geroepen "stoppen, hier komen en pinnen met jullie pinpassen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met inbegrip van het medeplegen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij beide feiten sprake is van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat er geen bewijs is voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de airpods en telefoon. De raadsman heeft verder aangevoerd dat er geen sprake is van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, zodat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten redengevende feiten en omstandigheden. [1]
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 6-7):
Plaats delict: Korevaarstraat, 2311 JT Leiden
Pleegdatum: 15 december 2022
Er is onder bedreiging van een mes een telefoon en airpods afgenomen.
Ik ben met twee vrienden, [naam 3] en [naam 2] , naar huis gelopen. Wij liepen op een gegeven moment over de Garenmarkt, gaande in de richting van de Hoogvliet gelegen op het Levendaal.
Op een gegeven moment hoorde ik iemand roepen: “He HOMO's!!!!” Ik keek om en zag twee personen achter ons aan lopen in de zelfde richting.
Ik zag twee personen achter ons aan lopen in dezelfde richting. Ik omschrijf de personen als volgt:
Persoon 1:
Die persoon die het mes vasthield is een man. Ik zag dat hij een bivakmuts droeg. Ik
zag hij een getinte huidskleur had. Ik zag dat hij 1.85 meter lang is.
Persoon 2:
Man, blanke huidskleur, heel lang haar tot in de nek een soort matje, even lang als
persoon 1, geen gezichtsbekleding.
Ik liep met mijn vrienden door. Maar plots voelde ik een harde klap in mijn nek. Ik voelde dat iemand in mijn nek sloeg. Ik zag vervolgens dat een persoon een mes in zijn hand vast hield tegen mij buik aan. Ik zag dat mijn jas ten hoogte van het mes in de plooi zat. Ik zag dat het mes dus tegen mijn jas aan werd gehouden.
Ik hoorde beiden schreeuwen; zakken legen, geld, geld, telefoon, telefoon, portemonnee. Ik hoorde dat zij door elkaar aan het schreeuwen waren. Ik pakte direct uit mijn zakken mijn telefoon en mijn airpods. Ik gaf de telefoon aan persoon 2 en mijn airpods aan persoon l.
Ik zag dat persoon 1, die met die bivakmuts, richting mijn vrienden rende. Persoon 2
bleef bij mij staan. Ik zag en hoorde dat persoon 2 constant om geld vroeg.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 9-10):
Op donderdag 15 december 2022, omstreeks 01.05 uur liep ik, samen met twee vrienden
[naam 1] en [naam 3] , op de Garenmarkt in Leiden. Op dat moment hoorde ik stemmen van twee mannen achter ons. Ik keek om en zag dat zij onze richting op liepen. Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Jongen 1:
- man;
- blanke huidskleur;
- zwart half lang haar;
Jongen 2:
- man;
- getinte huidskleur;
- zwarte bivakmuts.
Ik hoorde dat jongen 1 'he kankerhomo's' riep en nog meer naar ons toe liep. Hierop
reageerde [naam 1] en zei wat terug. Ik zag dat de jongens hierna steeds dichterbij kwamen. Ik zag dat jongen 2 een mes pakte en deze in zijn hand hield. Ik hoorde hem zeggen dat [naam 1] al zijn spullen moest geven. Ik zag dat [naam 1] zijn telefoon en airpods aan de jongen gaf. Ik hoorde jongen 2 zeggen dat [naam 1] geld moest gaan pinnen. [naam 3] en ik rende hierna weg in de richting van het Levendaal.
Ik zag dat de jongen 1 bij [naam 1] bleef en jongen 2 liep achter ons aan en riep dat wij moesten stoppen en dat wij geld moesten pinnen voor hem. Ik zag dat hij nog steeds het mes in zijn handen had.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 11-12):
Op donderdag 15 december 2022 omstreeks 01.30 uur liep ik samen met [naam 1] en [naam 2] op de Raamsteeg te Leiden, in de richting van het Garenmarktplein. Toen wij ter hoogte van de Korevaarstraat liepen, kwamen er ineens van achter een tweetal mannen achter ons aan.
Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Man 1
- Blank;
- Zijn blonde haar in een matje tot op de schouders;
- Iets langer dan ik, ik ben 1.80 meter.
Man 2
- Volledig in het zwart gekleed;
- Bivakmuts over zijn hoofd waarbij de ogen alleen nog zichtbaar waren;
- Hij had een mes in zijn handen;
- Iets langer dan ik, ik ben 1.80 meter.
Wij werden direct door hen uitgescholden. Ineens kreeg [naam 1] een klap op zijn achterhoofd van man 1. Toen hoorden wij de beide mannen vragen aan [naam 1] of hij zijn zakken leeg wilde maken. Ook vroegen ze om telefoons, pinpassen en portemonnees. Ik zag op dat moment dat man 2 een mes in zijn handen had. Ik zag dat terwijl hij vroeg om de zakken te legen en om de pinpassen, telefoons en portemonnee af te staan terwijl hij het mes op de buik van [naam 1] hield. Hij hield het tegen een van de twee jaszakken die [naam 1] op zijn buik had.
Ik riep vervolgens tegen [naam 2] dat hij een mes had, en wij zijn daarop beiden een stuk
weggerend richting de Hoogvliet. Ik zag dat de man 2 achter ons aan begon te rennen. Toen wij bij de verkeerslichten op de kruising met de Hooigracht en Levendaal stonden, zag ik dat de man 2 bij de pinautomaat aan de zijkant van de Hoogvliet stond. Ik zag dat man 2 in onze richting keek terwijl hij riep: "stoppen, hier komen en pinnen met jullie pinpassen". Hij had op dat moment het mes nog in zijn handen.
4. Het proces-verbaal van verhoor van de [verdachte] , op 16 december 2022 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
U vraagt mij of het klopt dat meneer [naam 1] samen met een ander door mij is beroofd. Hij heeft aan mij de telefoon gegeven.
5. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 49-50):
O: Je was in de buurt bij de Korevaarstraat in Leiden.
V: Je bent aangehouden op verdenking van diefstal. Daarbij heb jij ook een
medeverdachte. Ik neem aan dat jij weet wie ik bedoel.
A: Ja klopt. [verdachte] . We zijn samen een stukje gelopen.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 15):
Ik trof in de onderbroek van de [medeverdachte] de volgende goederen aan:
- Klapmes met zwart lemmet
- Zwarte bivaksmuts.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander, namelijk [medeverdachte] , heeft gepleegd. Dat oordeel berust op het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan de kwalificatie medeplegen gerechtvaardigd zijn. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Op 15 december 2022 is het in Leiden tot een treffen gekomen tussen de verdachte en zijn [medeverdachte] enerzijds en een groepje van drie vrienden, de aangevers [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] anderzijds. Zij bevonden zich aanvankelijk allen op de Korevaarstraat. De verdachten liepen achter de aangevers aan en riepen: “Hé, (kanker)homo’s!”. [medeverdachte] droeg een bivakmuts en had, naar later bleek, een mes bij zich. Bij het groepje aangekomen, hebben verdachten aangever [naam 1] aangepakt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en [medeverdachte] beiden een aandeel hebben gehad in de uitvoeringshandelingen die aangever [naam 1] ertoe hebben bewogen zijn airpods en telefoon aan hen af te geven. De verdachte heeft aangever [naam 1] een klap in zijn nek gegeven en [medeverdachte] heeft een mes tegen zijn buik gehouden. Beide verdachten hebben geschreeuwd om spullen en geld. De verdachte heeft vervolgens de telefoon van aangever [naam 1] aangenomen en [medeverdachte] diens airpods.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat bij de afpersing van aangever [naam 1] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de beroving. Uit de vermomming en het wapenbezit van [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat de verdachten ook van tevoren hadden bedacht, het gezamenlijke plan hadden, een straatroof te plegen.
Terwijl aangever [naam 1] werd beroofd, zijn aangevers [naam 2] en [naam 3] weggerend. Nadat aangever [naam 1] zijn telefoon en airpods aan de verdachten had afgegeven, is [medeverdachte] achter de inmiddels weggelopen twee andere aangevers aangegaan. Met het mes in zijn handen heeft [medeverdachte] hun toegeroepen dat zij geld voor hem moesten pinnen. De medeverdachte en aangevers [naam 2] en [naam 3] bevonden zich op dat moment op de kruising van de Hooigracht en het Levendaal, terwijl de verdachte en aangever [naam 1] achter waren gebleven op de Korevaarstraat.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat het gezamenlijke plan van de verdachten om een straatroof te plegen zich niet uitstrekte tot het hele groepje vrienden. De verdachten riepen immers alle drie de vrienden aan en liepen hen achterna. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte de intentie had de straatroof tot slechts een van de drie vrienden te beperken. Weliswaar is het [medeverdachte] geweest die, terwijl de verdachte achterbleef bij het slachtoffer [naam 1] , achter de twee anderen is aangelopen en ook van hen geld heeft geëist, maar dat laat onverlet dat sprake was van een gezamenlijke intentie tot straatroof en ook de verdachte deze twee jongemannen heeft aangeroepen en heeft benaderd. Daarmee heeft de verdachte een bijdrage aan de poging tot straatroof geleverd die van voldoende gewicht is om van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] te kunnen spreken.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat bij de poging tot afpersing van de aangevers [naam 2] en [naam 3] tevens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde samen met [medeverdachte] heeft gepleegd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 15 december 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten Korevaarstraat, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods en een telefoon, die aan die [naam 1] toebehoorden door
- met een bivakmuts op die [naam 1] af te lopen en (vervolgens)
- die [naam 1] in zijn nek te slaan en (vervolgens)
- te schreeuwen om geld en (vervolgens)
- dat mes te tonen en dat mes tegen de buik van die [naam 1] te houden en (vervolgens)
- te schreeuwen tegen die [naam 1] : "zakken legen, geld, geld, telefoon, telefoon, portemonnee", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
2
hij op 15 december 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg, te weten Korevaarstraat, ter uitvoering van het door verdachte misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 2] en [naam 3] te dwingen tot de afgifte van geld, dat aan die [naam 2] en
[naam 3]toebehoorden, achter die [naam 2] en [naam 3]
isaangerend en daarbij een mes in de hand
heeftgehad en
heeftgeroepen "stoppen, hier komen en pinnen met jullie pinpassen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachteDe verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat de verdachte in 2020 voor het laatst is veroordeeld en dat hij zich de afgelopen jaren positief heeft ontwikkeld. De raadsman heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met een ander in de nacht van 15 december 2022 in Leiden op straat een jongeman beroofd van zijn airpods en telefoon. Zij hebben het slachtoffer geslagen en met een mes bedreigd. Vervolgens hebben zij geprobeerd om twee vrienden van het slachtoffer te beroven door hen achterna te rennen met het mes en te eisen dat zij geld zouden pinnen bij een pinautomaat. Dit soort feiten veroorzaakt bij de slachtoffers en andere directe betrokkenen veelal gevoelens van onveiligheid en brengen in de samenleving onrust teweeg. De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van dergelijk onverhoeds gewelddadig gedrag psychische klachten kunnen ondervinden. Bij het voorgaande heeft de verdachte kennelijk niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, te proberen op deze manier snel aan waardevolle spullen en geld te komen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 december 2022, waaruit onder andere blijkt dat hij in 2019 voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot een gevangenisstraf. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 23 februari 2023, opgesteld door GZ-psycholoog drs. [naam 4] . De deskundige komt – kort gezegd – tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik. De verdachte zou negatieve affecten in het verleden hebben gedempt door fors alcohol en cannabis te gebruiken. Daarnaast is bij de verdachte sprake van problematiek op het gebied van emotieregulatie en impulsief (agressief) gedrag. Uit het rapport blijkt verder dat de verdachte aan alle onderdelen van het psychologisch onderzoek heeft meegewerkt, behalve aan het bespreken van de ten laste gelegde feiten. Hierdoor kan de deskundige geen uitspraken doen over een mogelijke doorwerking van de aanwezige problematiek op het bewezen verklaarde feit. De deskundige kan derhalve geen advies geven over de mate van toerekenen, het recidiverisico en een passend strafrechtelijk kader.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 20 maart 2023. De reclassering ziet de financiële situatie, het sociale netwerk, het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van de verdachte als mogelijke criminogene factoren en zijn huisvesting, dagbesteding en pro sociale en steunende netwerk als beschermende factoren. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. De reclassering ziet echter geen mogelijkheden om de risico’s te beperken door interventies of toezicht, omdat de verdachte zich tijdens een eerder reclasseringstoezicht niet begeleidbaar heeft opgesteld en hij niet beïnvloedbaar bleek te zijn. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ook niet wenst mee te werken aan bijzondere voorwaarden en dat hij geen hulpvraag heeft.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging, waarbij sprake is van recidive, als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Volgens de oriëntatiepunten is bedreiging met een wapen bovendien een strafverzwarende factor. In dit geval acht de rechtbank tevens strafverzwarend dat het bewezen verklaarde in vereniging is gepleegd.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten 4 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. De daaraan verbonden algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering, geen aanleiding om bijzondere voorwaarden aan de proeftijd te verbinden.
Deze straf is, afgezien van de bijzondere voorwaarden die de rechtbank in de zaak van de medeverdachte stelt, gelijk aan de straf die de rechtbank de medeverdachte oplegt. Voor oplegging van een hogere straf pleit dat bij de verdachte, anders bij de medeverdachte, sprake is van recidive van hetzelfde soort feiten. Daar staat tegenover dat de medeverdachte professioneler te werk is gegaan dan de verdachte – de medeverdachte heeft zich met een bivakmuts vermomd – en van de medeverdachte meer dreiging moet zijn uitgegaan: hij heeft het mes gehanteerd. Al met al concludeert de rechtbank dat de strafverhogende factoren tegen elkaar opwegen en aan de verdachten dezelfde straf moet worden opgelegd.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voor oplegging van een contactverbod met de medeverdachte, zoals dat is geadviseerd door de reclassering, ziet de rechtbank evenals de officier van justitie geen aanleiding.

7.De toepasselijke wetsartikelenDe op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (vier) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
mr. P. Figge, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Veenstra, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Noord, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 99).