ECLI:NL:RBDHA:2023:5102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
09/327474-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met geweld en poging tot afpersing door twee verdachten in Leiden

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten die beschuldigd werden van straatroof en poging tot afpersing. De feiten vonden plaats op 15 december 2022 in Leiden, waar de verdachten samen een jongeman beroofden van zijn airpods en telefoon. Tijdens de beroving werd het slachtoffer bedreigd met een mes en geslagen. De verdachten probeerden ook twee vrienden van het slachtoffer te beroven door hen achterna te rennen en hen te dwingen geld te pinnen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, ondanks dat slechts één van de verdachten met een mes achter de vrienden aan ging. Beide verdachten werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidive van een van de verdachten. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/327474-22
Datum uitspraak: 7 april 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Eelman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 december 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten [locatie] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods en/of een telefoon, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , en/of een derde toebehoorde(n) door
- met een bivakmuts op en/of een mes in de hand op [slachtoffer 1] af te lopen en/of (vervolgens)
- [slachtoffer 1] in zijn nek en/of tegen zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
- te schreeuwen om geld en/of (vervolgens)
- dat mes te tonen en/of dat mes tegen de buik van [slachtoffer 1] te houden en/of (vervolgens)
- te schreeuwen tegen [slachtoffer 1] : "zakken legen, geld, geld, telefoon, telefoon, portemonnee", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 15 december 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten [locatie] , ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) achter [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zijn aangerend en/of daarbij een mes in de hand hebben gehad en/of hebben geroepen "stoppen, hier komen en pinnen met jullie pinpassen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met inbegrip van het medeplegen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij beide feiten sprake is van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte tegenover de rechter-commissaris en de rechtbank eensluidend heeft verklaard, namelijk dat hij de aangevers wel heeft bedreigd met een mes, maar niet heeft gedwongen tot afgifte van spullen of geld. Bovendien bestaan er discrepanties tussen de verklaringen van de aangevers ten aanzien van het wegrennen, het mes en het vragen om spullen en geld, aldus de raadsman.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten redengevende feiten en omstandigheden. [1]
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 6-7):
Plaats delict: [locatie]
Pleegdatum: 15 december 2022
Er is onder bedreiging van een mes een telefoon en airpods afgenomen.
Ik ben met twee vrienden, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , naar huis gelopen. Wij liepen op een gegeven moment over [plaats] , gaande in de richting van de [winkel] gelegen op [plaats] .
Op een gegeven moment hoorde ik iemand roepen: “He HOMO's!!!!” Ik keek om en zag twee personen achter ons aan lopen in de zelfde richting.
Ik zag twee personen achter ons aan lopen in dezelfde richting. Ik omschrijf de personen als volgt:
Persoon 1:
Die persoon die het mes vasthield is een man. Ik zag dat hij een bivakmuts droeg. Ik
zag hij een getinte huidskleur had. Ik zag dat hij 1.85 meter lang is.
Persoon 2:
Man, blanke huidskleur, heel lang haar tot in de nek een soort matje, even lang als
persoon 1, geen gezichtsbekleding.
Ik liep met mijn vrienden door. Maar plots voelde ik een harde klap in mijn nek. Ik voelde dat iemand in mijn nek sloeg. Ik zag vervolgens dat een persoon een mes in zijn hand vast hield tegen mij buik aan. Ik zag dat mijn jas ten hoogte van het mes in de plooi zat. Ik zag dat het mes dus tegen mijn jas aan werd gehouden.
Ik hoorde beiden schreeuwen; zakken legen, geld, geld, telefoon, telefoon, portemonnee. Ik hoorde dat zij door elkaar aan het schreeuwen waren. Ik pakte direct uit mijn zakken mijn telefoon en mijn airpods. Ik gaf de telefoon aan persoon 2 en mijn airpods aan persoon l.
Ik zag dat persoon 1, die met die bivakmuts, richting mijn vrienden rende. Persoon 2
bleef bij mij staan. Ik zag en hoorde dat persoon 2 constant om geld vroeg.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 9-10):
Op donderdag 15 december 2022, omstreeks 01.05 uur liep ik, samen met twee vrienden
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , op de [plaats] in Leiden. Op dat moment hoorde ik stemmen van twee mannen achter ons. Ik keek om en zag dat zij onze richting op liepen. Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Jongen 1:
- man;
- blanke huidskleur;
- zwart half lang haar.
Jongen 2:
- man;
- getinte huidskleur;
- zwarte bivakmuts.
Ik hoorde dat jongen 1 'he kankerhomo's' riep en nog meer naar ons toe liep. Hierop
reageerde [slachtoffer 1] en zei wat terug. Ik zag dat de jongens hierna steeds dichterbij kwamen. Ik zag dat jongen 2 een mes pakte en deze in zijn hand hield. Ik hoorde hem zeggen dat [slachtoffer 1] al zijn spullen moest geven. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn telefoon en airpods aan de jongen gaf. Ik hoorde jongen 2 zeggen dat [slachtoffer 1] geld moest gaan pinnen. [slachtoffer 3] en ik rende hierna weg in de richting van het [plaats] .
Ik zag dat de jongen 1 bij [slachtoffer 1] bleef en jongen 2 liep achter ons aan en riep dat wij moesten stoppen en dat wij geld moesten pinnen voor hem. Ik zag dat hij nog steeds het mes in zijn handen had.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 11-12):
Op donderdag 15 december 2022 omstreeks 01.30 uur liep ik samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de [plaats] te Leiden, in de richting van [plaats] . Toen wij ter hoogte van [locatie] liepen, kwamen er ineens van achter een tweetal mannen achter ons aan.
Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Man 1
- Blank;
- Zijn blonde haar in een matje tot op de schouders;
- Iets langer dan ik, ik ben 1.80 meter.
Man 2
- Volledig in het zwart gekleed;
- Bivakmuts over zijn hoofd waarbij de ogen alleen nog zichtbaar waren;
- Hij had een mes in zijn handen;
- Iets langer dan ik, ik ben 1.80 meter.
Wij werden direct door hen uitgescholden. Ineens kreeg [slachtoffer 1] een klap op zijn achterhoofd van man 1. Toen hoorden wij de beiden mannen vragen aan [slachtoffer 1] of hij zijn zakken leeg wilde maken. Ook vroegen ze om telefoons, pinpassen en portemonnees. Ik zag op dat moment dat man 2 een mes in zijn handen had. Ik zag dat terwijl hij vroeg om de zakken te legen en om de pinpassen, telefoons en portemonnee af te staan terwijl hij het mes op de buik van [slachtoffer 1] hield. Hij hield het tegen een van de twee jaszakken die [slachtoffer 1] op zijn buik had.
Ik riep vervolgens tegen [slachtoffer 2] dat hij een mes had, en wij zijn daarop beiden een stuk
weggerend richting de [winkel] . Ik zag dat de man 2 achter ons aan begon te rennen. Toen wij bij de verkeerslichten op de kruising met de [plaats] en [plaats] stonden, zag ik dat de man 2 bij de pinautomaat aan de zijkant van de [winkel] stond. Ik zag dat man 2 in onze richting keek terwijl hij riep: "stoppen, hier komen en pinnen met jullie pinpassen". Hij had op dat moment het mes nog in zijn handen.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 maart 2023, voor zover inhoudende:
Ik was op 15 december 2022 in Leiden in de buurt van het [plaats] samen met [medeverdachte] . Er ontstond een conflict met drie jongens. Ik heb een mes getrokken en getoond. Ik heb hen bedreigd met het mes.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 15):
Ik trof in de onderbroek van de [verdachte] de volgende goederen aan:
- Klapmes met zwart lemmet
- Zwarte bivaksmuts
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman primair gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hiervoor zijn opgenomen. Op de essentiële onderdelen zijn de verklaringen van de voor het bewijs gebruikte verklaringen van de aangevers gelijkluidend. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander, namelijk [medeverdachte] , heeft gepleegd. Dat oordeel berust op het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan de kwalificatie medeplegen gerechtvaardigd zijn. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Op 15 december 2022 is het in Leiden tot een treffen gekomen tussen de verdachte en [medeverdachte] enerzijds en een groepje van drie vrienden, de aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] anderzijds. Zij bevonden zich aanvankelijk allen op de [locatie] . De verdachten liepen achter de aangevers aan en riepen: “Hé, (kanker)homo’s!”. De verdachte droeg een bivakmuts en had, naar later bleek, een mes bij zich. Bij het groepje aangekomen, hebben verdachten aangever [slachtoffer 1] aangepakt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en [medeverdachte] beiden een aandeel hebben gehad in de uitvoeringshandelingen die aangever [slachtoffer 1] ertoe hebben bewogen zijn airpods en telefoon aan hen af te geven. [medeverdachte] heeft aangever [slachtoffer 1] een klap in zijn nek gegeven en de verdachte heeft een mes tegen zijn buik gehouden. Beide verdachten hebben geschreeuwd om spullen en geld. [medeverdachte] heeft vervolgens de telefoon van aangever [slachtoffer 1] aangenomen en de verdachte diens airpods.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat bij de afpersing van aangever [slachtoffer 1] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de beroving. Uit de vermomming en het wapenbezit van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachten ook van tevoren hadden bedacht, het gezamenlijke plan hadden, een straatroof te plegen.
Terwijl aangever [slachtoffer 1] werd beroofd, zijn aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] weggerend. Nadat aangever [slachtoffer 1] zijn telefoon en airpods aan de verdachten had afgegeven, is de verdachte achter de inmiddels weggelopen twee andere aangevers aangegaan. Met het mes in zijn handen heeft de verdachte hun toegeroepen dat zij geld voor hem moesten pinnen. De verdachte en aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bevonden zich op dat moment op de kruising van [plaats] en [plaats] , terwijl [medeverdachte] en aangever [slachtoffer 1] achter waren gebleven op [locatie] .
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat het gezamenlijke plan van de verdachten om een straatroof te plegen zich niet uitstrekte tot het hele groepje vrienden. De verdachten riepen immers alle drie de vrienden aan en liepen hen achterna. Er zijn geen aanwijzingen dat [medeverdachte] de intentie had de straatroof tot slechts een van de drie vrienden te beperken. Weliswaar is het de verdachte geweest die, terwijl [medeverdachte] achterbleef bij [slachtoffer 1] , achter de twee anderen is aangelopen en ook van hen geld heeft geëist, maar dat laat onverlet dat sprake was van een gezamenlijke intentie tot straatroof en ook [medeverdachte] deze twee jongemannen heeft aangeroepen en benaderd. Daarmee heeft ook [medeverdachte] een bijdrage aan de poging tot straatroof geleverd die van voldoende gewicht is om van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de verdachte te kunnen spreken.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat bij de poging tot afpersing van de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] tevens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] .
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde samen met [medeverdachte] heeft gepleegd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 15 december 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten [locatie] , met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods en een telefoon, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden door
- met een bivakmuts op die Sluijter af te lopen en (vervolgens)
- [slachtoffer 1] in zijn nek te slaan en (vervolgens)
- te schreeuwen om geld en (vervolgens)
- dat mes te tonen en dat mes tegen de buik van [slachtoffer 1] te houden en (vervolgens)
- te schreeuwen tegen [slachtoffer 1] : "zakken legen, geld, geld, telefoon, telefoon, portemonnee", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op 15 december 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten [locatie] , ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld, dat aan [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3]toebehoorden, achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
isaangerend en daarbij een mes in de hand
heeftgehad en
heeftgeroepen "stoppen, hier komen en pinnen met jullie pinpassen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde subsidiair op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde handelingen geen poging tot afpersing opleveren.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een strafbare poging tot afpersing, omdat er een begin van een uitvoering is gemaakt door met een mes achter de aangevers aan te rennen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman dat geen sprake is van een strafbare poging aldus dat gezien de afstand die bestond tussen de verdachte en de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van een bedreiging die effect kon sorteren geen sprake was. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de bewezenverklaarde handelingen – anders dan de raadsman heeft gesteld – een strafbare poging tot afpersing op. De verdachte is met een mes in zijn handen achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangerend en heeft vervolgens ter hoogte van de pinautomaat bij de [winkel] , op een afstand van volgens deze aangevers zo’n 8 à 10 meter, naar hen geschreeuwd dat zij naar hem moesten toekomen en geld moesten pinnen. Deze handelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van het misdrijf. Bovendien kan niet worden gezegd dat op deze afstand de actie van de verdachte, gelet op de dreiging die van het mes moet zijn uitgegaan, nooit had kunnen leiden tot de afgifte van geld. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er ook verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenenrecht moet worden toegepast.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de situatie niet zodanig bedreigend was dat dit de eis van de officier van justitie rechtvaardigt. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat geen van de slachtoffers verwondingen heeft opgelopen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander in de nacht van 15 december 2022 in Leiden een jongeman beroofd van zijn airpods en telefoon. Zij hebben het slachtoffer geslagen en met een mes bedreigd. Vervolgens hebben zij geprobeerd om twee vrienden van het slachtoffer te beroven door hen achterna te rennen met het mes en te eisen dat zij geld zouden pinnen bij een pinautomaat. Dit soort feiten veroorzaakt bij de slachtoffers en andere directe betrokkenen veelal gevoelens van onveiligheid en brengen in de samenleving onrust teweeg. De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van dergelijk onverhoeds gewelddadig gedrag psychische klachten kunnen ondervinden. Bij het voorgaande heeft de verdachte kennelijk niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, te proberen op deze manier snel aan waardevolle spullen en geld te komen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 december 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel heeft de verdachte in 2022 een taakstraf gekregen voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en in 2017 een werkstraf gekregen voor diefstal in vereniging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 23 februari 2023. De reclassering ziet het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van de verdachte als criminogene factoren en het sociale netwerk van de verdachte als beschermende factor. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog, zodat de inzet van interventies geïndiceerd is. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenstrafrecht. De reclassering adviseert bij veroordeling oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het eens is met het advies om volwassenenstrafrecht toe te passen en dat hij bereid is mee te werken aan de bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank ziet, op basis van het advies van de reclassering en het standpunt van de verdachte, geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van berechting volgens het volwassenenstrafrecht. Zij zal dan ook het volwassenenstrafrecht toepassen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging voor een first offender als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf voor 6 maanden. Volgens de oriëntatiepunten is bedreiging met een wapen bovendien een strafverzwarende factor. In dit geval acht de rechtbank tevens strafverzwarend dat de bewezen verklaarde feiten in vereniging zijn gepleegd.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten 4 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en zal daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met uitzondering van het begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De rechtbank acht een voorwaardelijk deel passend, enerzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en anderzijds om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Deze straf is, afgezien van de bijzondere voorwaarden, gelijk aan de straf die de rechtbank de medeverdachte oplegt. Voor oplegging van een hogere straf pleit dat de verdachte professioneler te werk is gegaan dan de medeverdachte – de verdachte heeft zich met een bivakmuts vermomd – en van hem meer dreiging moet zijn uitgegaan: hij heeft het mes gehanteerd. Daar staat tegenover dat, anders dan bij de verdachte, bij de medeverdachte sprake is van recidive van hetzelfde soort feiten. Al met al concludeert de rechtbank dat de strafverhogende factoren tegen elkaar opwegen en aan de verdachten dezelfde straf moet worden opgelegd.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij van oordeel is dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

7.Het beslag

7.1.
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder de verdachte is in beslag genomen:
een mes (p. 74);
een bivakmuts (p. 77);
verdovende middelen (p. 81, p. 83, p. 85 en p. 87);
een telefoon van het merk Echo (p. 75);
een telefoon van het merk iPhone (p. 15).
7.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 4 en 5 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft op de terechtzitting van 24 maart 2023 afstand gedaan van de onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen.
De raadsman heeft verzocht om teruggave aan de verdachte van de onder 4 en 5 genoemde voorwerpen.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen, nu de verdachte afstand heeft gedaan van deze voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder 4 en 5 genoemde voorwerpen, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (vier) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 14 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de GGZ Reclassering [naam] op het [adres] , en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door [naam] , [naam] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen met behulp van de Materieel Juridische Dienstverlening, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol & drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering [naam] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de
inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een telefoon van het merk Echo en een telefoon van het merk iPhone.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
mr. P. Figge, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Veenstra, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022375252, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Noord, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 99).