ECLI:NL:RBDHA:2023:5089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL23.8638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank heeft de terughoudendheid van de staatssecretaris in het gebruik van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen, erkend. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die zouden rechtvaardigen dat de asielaanvraag van eiser onverplicht in behandeling wordt genomen.

Eiser heeft niet aangetoond dat hij in Duitsland geen adequate medische zorg kan krijgen voor zijn maag-darmproblematiek, en de rechtbank is van oordeel dat Duitsland dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden biedt als Nederland. Daarnaast heeft eiser zijn gestelde band met een Nederlandse vriendin niet met documenten onderbouwd, en de rechtbank wijst erop dat de Dublinverordening niet bedoeld is als een route voor verblijf bij een gezinslid in Nederland. De rechtbank heeft de beslissing van de staatssecretaris om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, als voldoende gemotiveerd beschouwd en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8638
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 14 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en dat ten aanzien van Duitsland uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In geschil is of verweerder in redelijkheid heeft kunnen overwegen om de asielaanvraag van eiser niet onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. [1]
2. Verweerder maakt terughoudend gebruik van zijn bevoegdheid om een verzoek om internationale bescherming onverplicht in behandeling te nemen. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die verweerder hierin heeft, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend.
3. Uitgaande van de terughoudende toetsing is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat in dit geval geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Duitsland. Eiser wordt in Nederland behandeld voor maag-darm problematiek. Niet gebleken is dat eiser deze behandeling niet in Duitsland zou kunnen verkrijgen of dat Nederland het meest aangewezen land is voor deze behandeling. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Duitsland dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland.
4. Eiser heeft verder de gestelde band met zijn Nederlandse vriendin niet met documenten onderbouwd. Bovendien is de Dublinverordening niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid in Nederland kan worden gekregen. Indien eiser verblijft wenst bij zijn gestelde Nederlandse vriendin dan kan hij een daartoe strekkende aanvraag indienen.
5. Tot slot heeft verweerder in de omstandigheid dat eiser wordt ondersteund door de Oeigoerse gemeenschap geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich te trekken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat gelet daarop zijn overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt. Verweerder heeft zijn beslissing om geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D. C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.