ECLI:NL:RBDHA:2023:5083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL23.8269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen het besluit van de staatssecretaris beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting afgedaan.

De rechtbank overweegt dat eiser vreest voor een sociaal isolement in Duitsland en dat hij niet kan handhaven in dat land. Hij stelt ook dat hij door de Duitse autoriteiten teruggestuurd kan worden naar Pakistan, waar zijn leven in gevaar zou zijn. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser is hierin niet geslaagd, en de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de overdracht aan Duitsland rechtvaardigen.

De rechtbank concludeert dat de stellingen van eiser niet onderbouwd zijn en dat Duitsland met het claimakkoord heeft toegezegd om de asielaanvraag van eiser zorgvuldig te behandelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8269
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.8270, op 6 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
2. Eiser stelt dat hij bij overdracht aan Duitsland vreest in een sociaal isolement te komen, omdat er in Duitsland geen verenigingen voor de Ahmadiyaa actief zijn. Daarnaast stelt eiser dat hij zich in Duitsland niet kan handhaven. Tevens vreest hij door de Duitse
autoriteiten te worden teruggestuurd naar Pakistan, waar zijn leven gevaar loopt. Verweerder had zijn asielaanvraag daarom aan zich moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.1
3. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is. Eiser is hier niet in geslaagd.
4. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat in het geval van eiser geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Duitsland. De stellingen van eiser dat hij in Duitsland in een sociaal isolement zal komen en dat hij zal worden uitgezet naar zijn land van herkomst, heeft hij op geen enkele manier onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Om deze reden vormen de stellingen geen aanleiding voor twijfel dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. Verweerder heeft in dat verband dan ook terecht opgemerkt dat Duitsland met het claimakkoord heeft toegezegd eisers asielverzoek in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Verweerder mag er daarom vanuit gaan dat de Duitse autoriteiten de asielaanvraag van eiser zorgvuldig in behandeling zullen nemen. Bij eventuele voorkomende problemen ligt het op de weg van eiser om hierover te klagen bij de Duitse autoriteiten. Dat klagen voor hem niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Verder is niet gebleken dat de Duitse autoriteiten eiser niet zouden kunnen of willen helpen om zijn geloof in Duitsland vrijelijk te belijden.
5. Gelet op voorgaande heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om eisers asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken zoals bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
1 Verordening (EU) nr. 604/2013.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR25875205

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.