ECLI:NL:RBDHA:2023:5078
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met verwijzing naar verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 9 maart 2023 had besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de overweging dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.
Tijdens de zitting op 6 april 2023, waar de zaak samen met een andere zaak (NL23.7817) werd behandeld, zijn zowel verzoeker als zijn gemachtigde niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar de uitspraak in de andere zaak, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening als ongegrond afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.