ECLI:NL:RBDHA:2023:5076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijk land is aangewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 6 april 2023 in Middelburg, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C.W.M. van Breda, en waar ook een tolk, Y. E-Rramdani, aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, verwijzend naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL23.8513), waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De rechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.