ECLI:NL:RBDHA:2023:5071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL22.20431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen over lidmaatschap van een genootschap en problemen met een mensensmokkelaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 14 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde te vrezen voor het [naam 2] genootschap, waarvan zijn moeder lid zou zijn. Eiser heeft eerder een aanvraag ingediend die op 21 oktober 2021 werd afgewezen, maar deze afwijzing werd door de rechtbank Rotterdam op 23 november 2021 vernietigd, met de opdracht aan verweerder om opnieuw te beslissen. In het nu bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag opnieuw afgewezen, waarbij hij de gestelde problemen met het [naam 2] genootschap ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over het lidmaatschap van zijn moeder en de daarmee samenhangende gevaren. Eiser heeft zijn verklaringen niet kunnen onderbouwen met voldoende concrete informatie, en de rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht als ongegrond was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20431

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Bouyaghjdane),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 15 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door R.M. Rampadarathsing, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 14 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij vreest voor het [naam 2] genootschap. Zijn moeder is lid van dit genootschap. Op 1 januari 2014 betrapte hij zijn moeder tijdens een rituele bijeenkomst bij haar thuis. Twee dagen later kwamen leden van de [naam 2] eiser opzoeken op zijn werk. Ze wilden hem pakken omdat hij getuige was geweest van de geheime rituele bijeenkomst. De leden van de groep hebben eisers baas zodanig mishandeld dat hij is overleden. Eiser heeft kunnen ontsnappen en is gevlucht met de hulp van een mensensmokkelaar. Eiser is deze persoon nog geld verschuldigd. Eiser vreest om die reden ook voor problemen met de mensensmokkelaar indien hij terugkeert naar Nigeria.
2. Verweerder heeft de aanvraag eerder bij besluit van 21 oktober 2021 afgewezen als ongegrond. [1] Het beroep tegen dat besluit is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 23 november 2021 gegrond verklaard, waarbij het besluit is vernietigd. Verweerder is opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen. [2]
3. Uit het nu bestreden besluit volgt dat verweerder zowel de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst als zijn verklaringen over de problemen met de mensensmokkelaar geloofwaardig vindt. Het gestelde lidmaatschap van eisers moeder van de [naam 2] en de problemen die eiser in verband hiermee zou hebben worden ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft niet voldoende kunnen verklaren over de [naam 2] en hoe hij weet dat zijn moeder lid was van dit genootschap. Ook komen eisers verklaringen niet overeen met informatie die uit algemene bronnen beschikbaar is. Eiser heeft zijn gestelde problemen onderbouwd met een artikel waarvan de inhoud afwijkt van zijn verklaringen. Verder heeft eiser niet inzichtelijk kunnen maken hoe hij wist dat leden van de [naam 2] hem kwamen opzoeken. De problemen met de mensensmokkelaar raken niet aan de gronden voor het verlenen van asiel.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij voert aan dat weinig informatie beschikbaar is over het [naam 2] genootschap. Hem kan dan ook niet worden tegengeworpen dat hij weinig concrete verklaringen heeft afgelegd over het lidmaatschap van zijn moeder. Hij vindt dat hij hierover wel voldoende duidelijk, specifiek en niet tegenstrijdig heeft verklaard. Zijn verklaringen komen overeen met landeninformatie waaruit blijkt dat de [naam 2] geweld gebruiken en betrokken zijn bij rituele mensenoffers. Gezien het korte tijdsbestek tussen de rituele bijeenkomst en de gebeurtenissen op het werk van eiser kan worden aangenomen dat hiertussen een verband bestaat. Het is denkbaar dat eiser de leden van de [naam 2] heeft herkend. Nu eiser hun geheime ritueel heeft gezien, heeft hij bij terugkeer in Nigeria te vrezen voor de [naam 2]. Eiser vreest ook voor problemen met de familie van zijn baas, nu zijn baas is overleden in de jacht op eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft verweerder bij uitspraak van 23 november 2021 opgedragen om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiser omdat verweerder de door eiser gestelde vrees voor de mensensmokkelaar onvoldoende had beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat eiser de aanvraag op dit punt opnieuw heeft beoordeeld en dat eiser hiertegen geen beroepsgronden heeft geformuleerd.
6. De rechtbank heeft in de uitspraak van 23 november 2021 geconcludeerd dat verweerder niet ten onrechte had overwogen dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk had gemaakt dat zijn moeder lid was van de [naam 2]. Ook is geconcludeerd dat verweerder de door eiser gestelde problemen met het [naam 2] genootschap niet ten onrechte ongeloofwaardig had geacht. Verweerder handhaaft blijkens het bestreden besluit deze beoordeling van eisers verklaringen. In wat eiser hiertegen in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om hierover anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).