In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 14 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde te vrezen voor het [naam 2] genootschap, waarvan zijn moeder lid zou zijn. Eiser heeft eerder een aanvraag ingediend die op 21 oktober 2021 werd afgewezen, maar deze afwijzing werd door de rechtbank Rotterdam op 23 november 2021 vernietigd, met de opdracht aan verweerder om opnieuw te beslissen. In het nu bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag opnieuw afgewezen, waarbij hij de gestelde problemen met het [naam 2] genootschap ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over het lidmaatschap van zijn moeder en de daarmee samenhangende gevaren. Eiser heeft zijn verklaringen niet kunnen onderbouwen met voldoende concrete informatie, en de rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht als ongegrond was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.