ECLI:NL:RBDHA:2023:5069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL22.20055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Colombiaanse nationaliteit op basis van ongeloofwaardige verklaringen over aanslag en link met La Officina

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Colombiaanse nationaliteit hebbende man, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had aangevoerd dat hij slachtoffer was van een aanslag op zijn leven, gepleegd door leden van de groepering La Officina, als gevolg van zijn werkzaamheden voor de Colombiaanse Marine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser over de link tussen de aanslag en zijn voormalige werkzaamheden ongeloofwaardig zijn geacht door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verweerder had de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 31 januari 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser heeft verklaard dat hij na de aanslag geen bescherming heeft gevraagd, wat door verweerder is tegengeworpen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder het ontbreken van aangifte na de aanslag en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen, zorgvuldig gewogen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de aanslag daadwerkelijk door La Officina is gepleegd, en de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, waarbij is opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20055

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: K. Kana).

ProcesverloopBij besluit van 14 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.W. de Man. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1996 en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is neergeschoten door twee personen op een motor. Deze aanslag op zijn leven is volgens eiser gepleegd door leden van de nationaal opererende groepering La Officina, omdat hij werkzaam is geweest voor de Colombiaanse Marine.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. werkzaamheden voor het Colombiaanse leger;
3. aanslag op leven;
4. de link tussen de aanslag, La Officina en de voormalige werkzaamheden.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, zijn werkzaamheden voor het Colombiaanse leger en de aanslag op zijn leven gevolgd. Daarentegen heeft verweerder de door eiser gestelde link tussen de aanslag, La Officina en zijn voormalige werkzaamheden niet geloofwaardig geacht.
Eiser kan niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [1] en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [2] .
Wat stelt eiser in beroep?
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt dat het causaal verband tussen zijn werkzaamheden voor het Colombiaanse leger en de aanslag op zijn leven ten onrechte niet geloofwaardig is bevonden. De aanslag is volgens hem wel degelijk door La Officina gepleegd. Gelet op de informatie uit openbare bronnen valt niet in te zien dat hem wordt tegengeworpen geen aangifte te hebben gedaan. Eiser stelt dat hij geen bescherming van de autoriteiten kan krijgen.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid link aanslag, werkzaamheden leger en La Officina
5. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over de link tussen de aanslag, zijn voormalige werkzaamheden voor het Colombiaanse leger en de opdrachtgever La Officina niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5.1
Eiser heeft aangevoerd dat de aanslag volgens verweerder aan een specifiek incident tijdens zijn werkzaamheden gelinkt zou moeten zijn, maar dit is een te beperkte opvatting van het standpunt van verweerder. Verweerder heeft eiser tegen kunnen werpen dat hij niet heeft verklaard over incidenten tijdens zijn werkzaamheden, waardoor hij de aanslag in verband brengt met La Officina. Het is immers aan eiser om deze link aannemelijk te maken. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser wel heeft verklaard na het stoppen van zijn werkzaamheden met niemand problemen te hebben gehad. [3] Eiser heeft ter zitting gesteld dat deze verklaring te beperkt is opgevat en moet worden gezien in het licht van de overige omstandigheden. Zoals verweerder ter zitting terecht heeft benadrukt is dit echter niet de enige verklaring op basis waarvan verweerder eiser heeft tegengeworpen het causaal verband tussen de aanslag, zijn voormalige werkzaamheden en La Officina niet aannemelijk te hebben gemaakt. Zo heeft verweerder ook kunnen betrekken dat eiser na het neerleggen van zijn werkzaamheden vanaf november 2020 tot de aanslag op 11 augustus 2021 zonder problemen in Colombia heeft verbleven. Dat hij niet veel buiten kwam en de buren geen overlast bezorgde maakt dit niet anders, nu eiser op de vraag waarom hij onder de radar zat heeft verklaard dat hij zich niet zozeer verborgen hield, maar heel hard aan het studeren was om de beurs onder de knie te krijgen. Op de vraag of het niet vanwege de veiligheid was dat hij in Cartagena onder de radar zat heeft eiser verklaard dat hij niet eens wist dat ze naar hem op zoek waren. [4] Ter zitting heeft eiser er nog op gewezen dat hij is gestopt met zijn werkzaamheden vanwege de sfeer die steeds grimmiger werd en omdat hij op straat werd aangesproken. Eiser heeft inderdaad verklaard dat hij heeft besloten zich terug te trekken omdat hij geen problemen wilde, [5] maar dit neemt niet weg dat uit de hiervoor weergegeven verklaringen niet blijkt dat hij na het beëindigen van zijn werkzaamheden uit angst bewust onder de radar bleef. Ook heeft verweerder in dit verband kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard dat waar hij zich ook vestigt in Colombia, La Officina hem zal opsporen. [6] Niet valt in te zien waarom dit dan nog negen maanden zou hebben geduurd.
5.2
De rechtbank begrijpt dat de gewelddadige aanslag waarvan eiser op 11 augustus 2021 slachtoffer is geworden voor hem erg ingrijpend moet zijn geweest. Dat de aanslag op zichzelf de link tussen zijn voormalige werkzaamheden en de betrokkenheid van La Officina zou bewijzen, zoals eiser heeft gesteld, heeft verweerder niet hoeven volgen. Over de opmerking van de schutters, dat hij de zaken vernachelt, heeft verweerder kunnen stellen dat deze opmerking niet is terug te leiden naar zijn werkzaamheden bij de Colombiaanse Marine. Daarvoor is deze opmerking immers te weinig specifiek.
5.3
Eiser heeft verder gesteld dat hij wel degelijk duidelijk en voldoende heeft verklaard over het onderzoek dat hij heeft verricht naar de rol van La Officina in de aanslag op zijn leven. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser heeft bevraagd over de link tussen de aanslag en La Officina. Zo heeft eiser op de vraag hoe hij weet dat het mensen van La Officina waren, geantwoord dat hij vrienden bij de politie heeft werken die hem daarover hebben ingelicht. [7] Ook is hem gevraagd waarom hij denkt dat La Officina op hem heeft geschoten, waarop eiser heeft geantwoord dat het de enigen zijn die zo een opdracht kunnen geven, dat niemand anders dat zou durven. [8] Verweerder heeft deze verklaringen vaag kunnen achten. Dat tijdens het nader gehoor niet verder is doorgevraagd op het onderzoek dat eiser via Facebook stelt te hebben gedaan, betekent niet dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest, zoals eiser ter zitting heeft gesteld. Verweerder heeft eiser immers wel degelijk in de gelegenheid gesteld te verklaren waarop hij de link tussen de aanslag en La Officina baseert en hoewel eiser in het voornemen is geconfronteerd met het standpunt van verweerder, heeft hij zijn verklaringen in de zienswijze niet nader onderbouwd.
5.4
Ten slotte volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat eiser met het overleggen van informatie uit openbare bronnen niet aannemelijk heeft gemaakt dat La Officina bij de aanslag op hem betrokken was. De door eiser overgelegde bronnen, met name nieuwsberichten, vermelden weliswaar dat La Officina in de regio waar eiser vandaan komt actief is, maar dit betekent niet dat La Officina ook gelinkt is aan de aanslag op eiser. In een aantal andere bronnen die eiser heeft overgelegd, waaronder informatie van CGRS/CEDOCA, [9] ICG [10] en het ambtsbericht, [11] is namelijk te lezen dat in de regio meerdere bendes actief zijn.
Geen bescherming Colombiaanse autoriteiten
6. Verweerder heeft eiser kunnen aanrekenen dat hij geen aangifte heeft gedaan van de aanslag op zijn leven, die verweerder geloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft bij zijn standpunt mogen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij vrienden heeft bij de politie en dat een van deze vrienden werkzaam is als officier, een positie met aanzien binnen de Colombiaanse politie. Gelet hierop valt niet in te zien waarom eiser ervoor heeft gekozen geen aangifte te doen. Eiser heeft ter zitting gesteld dat uit bijlage 9 bij het nader gehoor blijkt dat de politie na de aanslag contact heeft gehad met het ziekenhuis en dus blijkbaar wel met enig onderzoek is gestart. Nu vaststaat dat eiser geen aangifte heeft gedaan en niet aan dit onderzoek heeft meegewerkt, maakt dit het oordeel niet anders. Verweerder heeft ook mogen betrekken dat volgens landeninformatie bescherming van de Colombiaanse autoriteiten kan worden verkregen, tenzij men erin slaagt aannemelijk te maken van een nationaal opererende groepering te vrezen te hebben. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser daarin niet is geslaagd. Het betoog van eiser dat hij geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten gaat dan ook niet op.
Conclusie
7. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Nader gehoor, p. 7.
4.Nader gehoor, p. 16.
5.Nader gehoor, p. 6.
6.Nader gehoor, p. 8.
7.Nader gehoor, p. 11.
8.Nader gehoor, p. 16.
9.CGRS-CEDOCA - Office of the Commissioner General or Refugees and Stateless Persons (Belgium), COI unit: Colombia - Veiligheidssituatie, 13 november 2019 en 2 augustus 2021.
10.ICG – International Crisis Group: Calming the Restless Pacific: Violence and Crime on Colombia's Coast, 8 augustus 2019.
11.Algemeen Ambtsbericht Colombia van het ministerie van Buitenlandse Zaken, maart 2022.