Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben een Wob-verzoek ingediend bij de Stichting Kwaliteitsfonds Notariaat (de Stichting) en hebben verzocht om alle door het bestuur opgestelde jaarstukken vanaf de oprichting op 13 juni 2018 tot en met 2020, openbaarmaking van de accountantsverklaring en alle correspondentie en besluiten over het tot stand komen van deze stukken. Verweerder heeft een aantal stukken aan eisers verstrekt. Volgens eisers is niet alle gevraagd informatie openbaar gemaakt en is de werkwijze van verweerder niet controleerbaar geweest.
Welke wet is van toepassing?
2. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. De Wob is ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Nu het bestreden besluit na 1 mei 2022 is genomen, is hierop de Woo van toepassing.
Is de Stichting een bestuursorgaan?
3. Verweerder stelt zich in beroep voor het eerst op het standpunt dat de Wob en de Woo helemaal niet van toepassing zijn, omdat (het bestuur van) de Stichting geen bestuursorgaan is. Volgens verweerder heeft hij geen publiekrechtelijke bevoegdheid en neemt hij geen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft alleen een publieke taak om te zorgen voor vulling van het fonds, maar de wetgever heeft geen publiekrechtelijke bevoegdheid gegeven aan de stichting zelf.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder wel een bestuursorgaan is in de zin van de Awb, de Wob en de Woo.
In de Wet op het notarisambt (Wna) is gecodificeerd dat de ambtsuitoefening voor rekening en risico van de notaris komt en dat het beheer van het protocol deel uitmaakt van de ambtsuitoefening. Op grond van artikel 88a van de Wna moet de KNB een fonds inrichten voor niet verhaalbare noodzakelijke kosten voor de continuïteit en kwaliteit van protocollen en voor de vergoeding van de kosten voor toezicht en tuchtrechtspraak. Het protocol is het geheel van de minuten, notariële verklaringen, registers, afschriften, repertoria en kaartsystemen die onder de notaris of een waarnemend notaris berusten (artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wna). In het verlengde daarvan wordt, voor die gevallen waar dit uitgangspunt voor de individuele opvolgende notaris onredelijk uitpakt, de KNB opgedragen een financieel vangnet te creëren door de inrichting van een kwaliteitsfonds. De niet verhaalbare, noodzakelijke kosten om een protocol op orde te brengen en daarmee (de continuïteit van) de goede notariële dienstverlening te garanderen, kunnen door dit fonds worden gecompenseerd vanuit de gedachte dat het notariaat uiteindelijk een collectieve verantwoordelijkheid voor de aan hem exclusief opgedragen ambtelijke taken draagt. Vanuit diezelfde gedachte zal dit fonds zekerheid bieden voor (niet verhaalbare) tekorten op de wettelijk verplichte derdenrekening van de notaris.
Het bestuur van de KNB heeft dit gedaan met het oprichten van de Stichting Kwaliteitsfonds Notariaat en haar leden opgelegd voor de financiering van het fonds per akte een bijdrage (nu € 10,-) af te dragen. De rechtbank overweegt dat de financiering van het fonds feitelijk afkomstig is van een heffing onder de verplicht bij de KNB aangesloten leden zoals die bij voorbeeld werd geheven door een bedrijfschap. Mede vanuit de aan het fonds ten grondslag liggende gedachten en het feit dat het bestuur van de KNB, ook het bestuur van de Stichting vormt, is de Stichting met publiek gezag bekleed.
De stukken van de Stichting vallen dan ook onder de Wob en de Woo en de rechtbank is bevoegd om over besluiten van (het bestuur van) de Stichting op grond van de Woo te oordelen.
Wat vinden eisers in beroep?
5. Volgens eisers schiet de beantwoording van hun Wob-verzoek door verweerder tekort. Zo zijn bijvoorbeeld de meeste specificaties niet verstrekt. Ook is ongeloofwaardig dat er geen stukken over de opbouw van het heffingsbedrag per akte zouden zijn. Eisers wijzen erop dat het beroep niet alleen op de Woo ziet, maar ook op de naleving van de Wna en de Archiefwet 1995. Eisers voeren aan dat verweerder heeft verzuimd bij de vaststelling van de jaarstukken een procedure te volgen die recht doet aan de Wna. Daardoor is de werkwijze van het fonds niet controleerbaar geweest. Verder zijn de vastgestelde jaarstukken niet actief openbaar gemaakt, terwijl dat op grond van het publieke karakter van het fonds en het feit dat het fonds gevuld wordt met gelden van het publiek wel mocht worden verwacht. Verweerder heeft ook verzuimd de onjuistheden inzake de vaststelling, de ontbrekende accountantsverklaring en de publicatie vanaf de oprichting te herstellen. Ook is er ten onrechte een niet-verspreidingsverklaring in de accountantsverklaring opgenomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht stelt dat een niet-verspreidingsverklaring in een accountantsverklaring niet kan afdoen aan de openbaarmaking van het document. Ten aanzien van gronden van eisers over de naleving van de Wna en de Archiefwet 1995 geldt dat deze niet zien op besluiten van verweerder in de zin van de Awb. Eisers kunnen de vraag of verweerder de Wna en de Archiefwet 1995 naleeft daarom niet in deze procedure aan de bestuursrechter voorleggen. Dat geldt ook voor de vraag of verweerder stukken actief openbaar zou moeten maken
.
7. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder een aantal stukken heeft verstrekt, maar dat eisers stellen dat er meer stukken zouden moeten zijn. Verweerder is in het bestreden besluit en in beroep niet ingegaan op de stelling van eisers dat niet alle specificaties zijn verstrekt en dat er ten onrechte geen stukken over de opbouw van het heffingsbedrag per akte zijn overgelegd. Daarom is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
8. De rechtbank ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb (bestuurlijke lus) in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, dient verweerder alsnog in te gaan op de stelling van eisers dat de meeste specificaties niet zijn verstrekt en dat het ongeloofwaardig is dat er geen stukken over de opbouw van het heffingsbedrag per akte zouden zijn.
9. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10. Gelet op artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb draagt de rechtbank verweerder op haar zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken na verzending van deze uitspraak, kenbaar te maken of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder zitting uitspraak doen op het beroep.
11. In afwachting van de uitkomst van de bestuurlijke lus houdt de rechtbank alle verdere beslissingen aan.
12. De rechtbank wijst er nog op dat tegen deze uitspraak hoger beroep open staat, maar pas tegelijk met de – nog te nemen – einduitspraak. Tot die tijd staat tegen deze tussenuitspraak geen rechtsmiddel open.