ECLI:NL:RBDHA:2023:5064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2578
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake arbeidsongeschiktheid en urenbeperking bij CVS/ME

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 april 2023, wordt de zaak behandeld van een eiser die lijdt aan chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS/ME), fibromyalgie, orthostatische intolerantie met POTS en post-exertionele malaise (PEM). De rechtbank heeft de deskundige van de eiser, een verzekeringsarts, gevolgd in zijn bevindingen en oordeelt dat er een zwaardere urenbeperking moet worden opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Dit is noodzakelijk om het motiveringsgebrek van de verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die eerder een WIA-uitkering ontving, niet voldoende rekening is gehouden met zijn ernstige vermoeidheidsklachten en de impact daarvan op zijn arbeidscapaciteit.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin de eiser in beroep is gegaan tegen het besluit van de Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid op 73,58% is vastgesteld. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit niet toereikend is. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen door een aangepaste urenbeperking op te nemen in de FML. De rechtbank heeft de termijn voor herstel vastgesteld op vijf weken en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

De rechtbank benadrukt dat de eiser gemiddeld 16 uur per week kan werken, maar dat de huidige urenbeperkingen onvoldoende rekening houden met de wisselvallige aard van zijn belastbaarheid. De rechtbank heeft de zaak in het openbaar behandeld en de uitspraak is gedaan door rechter C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van griffier S.J.W. Stort.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2578

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. E.S. Träger),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: ).
Als derde-partij heeft aan de zaak deelgenomen:
Administratiekantoor [derde-partij], te [vestigingsplaats] (werkgever).

Procesverloop

In het besluit van 10 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vanaf 2 september 2020 is vastgesteld op 73,58%, met als gevolg dat de loongerelateerde WGA-uitkering [1] van eiser op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) niet verandert.
In het besluit van 3 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2023. Eiser is samen met zijn zus verschenen, en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft geen toestemming gegeven om zijn medische informatie te delen met de derde-partij. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiser daarom slechts in algemene zin benoemen.
2. Eiser was werkzaam als administratief medewerker voor gemiddeld 38,77 per week bij de werkgever. Op 19 september 2016 viel hij voor dit werk uit met psychische klachten en vermoeidheidsklachten. Per 17 september 2018 (einde wachttijd) kwam eiser in aanmerking voor een WIA-uitkering. Die uitkering was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,73%.
3. Eiser meldde op 13 mei 2020 een geleidelijke verslechtering van zijn gezondheid vanaf 2019, waarbij het met name ging om toenemende vermoeidheidsklachten. Er waren inmiddels diverse diagnoses voor hem vastgesteld door de Stichting Cardiozorg, zoals CVS/ME, fibromyalgie, POTS en PEM. Ook de werkgever verzocht op 8 juli 2020 om een medische herbeoordeling bij eiser te verrichten.
4.1
Eiser is op 23 juli 2020 op het spreekuur gezien van een arts van het Uwv. Deze arts heeft onder supervisie van een verzekeringsarts zijn bevindingen vermeld in de rapporten van 6 juli en 31 juli 2020. In het laatste rapport komt de arts tot de conclusie dat eiser niet voldoet aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Er zijn daarom beperkingen vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 31 juli 2020. De arts acht op grond van de vastgestelde diagnose, het behandelbeloop en het dagverhaal enige beperkingen in de energetische belastbaarheid aannemelijk. Er lijken volgens de arts bij eiser echter factoren te bestaan die de vermoeidheid en deconditionering in de hand werken, zoals zijn klachtgerichtheid en de vermijdende coping. De beperkingen die de arts heeft aangenomen gaan daarom niet zo ver dat ze volledig aansluiten op de beschrijving van eiser van zijn gezondheidsklachten en ervaren belemmeringen. De arts heeft beperkingen in de FML opgenomen die deels overeenkomen met de vorige FML van
2 augustus 2018 die destijds bij de WIA-beoordeling is vastgesteld. Daarnaast wordt eiser beperkt geacht in hoogfrequent buigen, lopen en staan tijdens het werk, hoogfrequent traplopen, hoogfrequent reiken en lang staan. De beperking voor tillen en dragenis verruimd middels een toelichting. Op grond van de geobserveerde beperkingen in de sociale interactie en flexibiliteit is het verder aannemelijk dat eiser gebaat is bij werkzaamheden die voldoende structuur en regelmaat bieden, niet al te stresserend zijn en waarbij eiser zo nodig kan terugvallen op een collega. De beperking voor routinematige taken is komen te vervallen. Verder acht de arts om energetische redenen en op preventieve gronden tijdelijk nog een medische urenbeperking van vier uur per dag en twintig uur per week aan de orde. Ook is eiser aangewezen op een werkbelasting zonder nachtdiensten en bij voorkeur regelmatige werktijden.
4.2
Door de arbeidsdeskundige zijn aan de hand van de FML verschillende functies geduid. Hierbij gaat het om de functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (SBC-code 264122) en huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334). Bij vergelijking van de gemiddelde loonwaarde met het maatmanloon is geconcludeerd dat eiser voor 73,58% arbeidsongeschikt is. Dit is aan eiser meegedeeld in het primaire besluit.
5. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) het dossier bestudeerd en kennis genomen van de medische informatie van cardioloog F.C. Visser, verbonden aan de Stichting Cardiozorg. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 12 februari 2021 de bevindingen van de primaire verzekeringsarts volledig onderschreven. Met de beperkingen die de eerste arts heeft aangenomen wordt in ruime mate tegemoetgekomen aan de klachten en beperkingen van eiser, aldus de verzekeringsarts b&b. Vervolgens is de arbeidsdeskundige b&b geraadpleegd, die heeft geconcludeerd dat de geduide alternatieve functies passend zijn. In het bestreden besluit heeft verweerder daarom het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
6. Eiser voert in beroep aan dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn ernstige vermoeidheidsklachten. Hij wijst erop dat er bij hem inmiddels een zwaardere vorm van CVS is vastgesteld en dat sprake is van duurzame beperkingen. Eiser is het niet eens met de vaststelling van de verzekeringsarts b&b dat sprake lijkt te zijn van factoren die vermoeidheid of deconditionering in de hand werken. Hij verwijst in dit verband naar de medische informatie van cardioloog Visser van 10 oktober 2020 waarin staat vermeld dat bij de vorm van CVS/ME die eiser heeft, veel bedrust wordt geadviseerd. Ook wijst hij op de nieuwe richtlijn voor CVS die op 29 oktober 2021 in het Verenigd Koninkrijk is gepubliceerd. Met name kan eiser zich niet verenigen met de aanpassing van de medische urenbeperkingen die in de FML is toegepast. In plaats van een urenbeperking van ongeveer 4 uur per dag en ongeveer 20 uur per week, geldt er nu een urenbeperking van 3 tot 5 uur per dag en 15 tot 25 uur per week. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat een verdergaande urenbeperking geïndiceerd is, in beroep een expertiserapport ingediend van verzekeringsarts J.M.W.N. Derks, opgesteld op 23 augustus 2022.
7. Verweerder heeft gereageerd op de rapportage van de verzekeringsarts Derks. Daartoe is verwezen naar het nadere standpunt van de verzekeringsarts b&b. Deze verzekeringsarts is het bij nader inzien wel eens met de door verzekeringsarts Derks voorgestelde aanvullende beperkingen op de items 2.11.0 (beroepsmatig vervoer, 3.6.1 (geluidbelasting) en 3.8.0 (overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden) Echter, de verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om de door verzekeringsarts Derks voorgestelde urenbeperking over te nemen. Daarvoor ziet hij geen medische indicatie. Hij vindt dat in de FML al een ruime urenbeperking is opgenomen die eiser voldoende ruimte geeft om na geleverde inspanning te recupereren.
8. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en of het standpunt van verweerder met betrekking tot de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op de datum in geding (2 september 2020) voldoende is onderbouwd.
9. Uitgangspunt is dat verweerder zich mag baseren op de rapporten van de verzekeringsartsen als deze voldoen aan de eisen die in de rechtspraak zijn geformuleerd. De rapporten moeten zorgvuldig tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Als de rapporten aan deze eisen voldoen en eiser het niet eens is met de inhoud van een rapport, moet hij een gestelde onjuistheid aannemelijk maken. Dat kan hij bijvoorbeeld doen door zelf een arts met relevante deskundigheid in te schakelen.
10. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat het medisch onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is uitgevoerd. De eerste verzekeringsarts heeft dossieronderzoek verricht en eiser op 23 juli 2020 op het spreekuur gezien waarbij een lichamelijk onderzoek is verricht. De verzekeringsarts b&b heeft het medisch dossier bestudeerd en daarbij kennis genomen van alle relevante medische informatie.
11. Vervolgens moet worden beoordeeld of ook van de juistheid van de medische beoordeling van verweerders verzekeringsartsen kan worden uitgegaan. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser lijdende is aan CVS/ME (chronisch vermoeidheidssyndroom en myalgische encefalomyelitis) in matige vorm, fibromyalgie, orthostatische intolerantie met POTS (Posturale Orthostatische Tachycardie Syndroom) geheugenstoornissen en PEM (post-exertionele malaise; dit wordt ook wel inspanningsintolerantie genoemd). Ook is niet in geschil dat eiser hierdoor beperkingen ondervindt ten aanzien van het verrichten van arbeid, vooral op het punt van dynamische handelingen en statische houdingen. De belastbaarheid van eiser is neergelegd in de (aangepaste) FML van 14 december 2022, waarin ook de door verzekeringsarts Derks voorgestelde aanvullende beperkingen zijn overgenomen, met uitzondering van de aanvullende urenbeperking.
12. Gegeven de hiervoor weergegeven standpunten is met name in geschil welke
urenbeperking voor eiser geïndiceerd is. De rechtbank ziet aanleiding om aan te sluiten bij het standpunt van de door eiser geraadpleegde verzekeringsarts Derks. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. De verzekeringsarts Derks heeft het dossier met alle medische informatie bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur. Tijdens het spreekuur heeft hij een uitgebreide anamnese afgenomen, het dagverhaal uitgevraagd en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. Mede op basis van de hierbij verkregen gegevens heeft de verzekeringsarts Derks te kennen gegeven dat hij zich ‘beslist niet kan verenigen’ met de door verweerders verzekeringsartsen aangenomen beperking in de werktijden. Volgens verzekeringsarts Derks ligt in de aard van het ziektebeeld besloten dat er een verminderde energieleverantie mogelijk is, zich uitend in een beperkte duur van de activiteit, in een beperking qua intensiteit en frequentie, én in een verhoogde behoefte aan recuperatiemomenten. Dit past bij het chronisch vermoeidheidssyndroom en staat bekend onder de term ‘post-exertional malaise’. Eiser heeft aangegeven gemiddeld overdag 3 tot 4 uur kwijt te zijn aan recuperatie. Hoeveel tijd hij achtereen met een activiteit bezig kan zijn hangt daarbij af van de intensiteit van de te leveren arbeid. Bij lichtere arbeid lukt het om 30 tot 45 minuten achterelkaar actief te zijn, waarna een rustperiode van 30 minuten nodig is. Wanneer eiser langer achterelkaar werkt, en naarmate het werk intensiever is, dient hij langer uit te rusten. Uitgaande van een cyclus van 75 minuten zou eiser 45 minuten kunnen werken, waarna hij 30 minuten dient te rusten. Gemiddeld over de dag betekent dit dat eiser rekenkundig weliswaar 4 tot 5 uur werk in staat kan worden geacht volgens de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’, maar niet 4 uur aaneengesloten. Verder dient eiser volgens de verzekeringsarts Derks één recuperatiedag per week aan te houden omdat de cumulatieve dagelijkse belasting daartoe noodzaakt. Met deze uitgangspunten zou eiser hooguit in staat kunnen worden geacht om gemiddeld per week 4 maal 4 = 16 uur te werken.
Verzekeringsarts Derks acht daarom in afwijking van verweerders standpunt in de rubriek ‘werktijden’ de volgende beperkingen met toelichtingen van toepassing:
- item 6.2.3: beperkt, kan gemiddeld ongeveer 4 uur per dag werken maar niet aaneengesloten.
Toelichting: na elke 45 minuten arbeid is ongeveer 30 minuten aan recuperatie nodig waarin betrokkene geen activiteiten kan verrichten.
- item 6.3.4 (de rechtbank leest hier 6.3.3): zeer beperkt, kan gemiddeld ongeveer 10 uur per week werken.
Toelichting: gemiddeld kan betrokkene 16 uur per week werken.
Verder vindt de verzekeringsarts Derks dat de arbeidsdeskundige ten onrechte lijkt uit te gaan van het beschreven maximum in de range van de urenbeperking (5 uur per dag en 25 uur per week) waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met het wisselvallige karakter van de belastbaarheid.
13.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts Derks zijn standpunt over de noodzakelijke urenbeperking, en meer in het bijzonder over de noodzaak vaan recuperatie na geleverde inspanning, voldoende overtuigend heeft gemotiveerd. De enkele stelling van de verzekeringsarts b&b in zijn commentaar van 14 december 2022 dat in de FML al voldoende rekening is gehouden met de fysieke en psychische beperkingen die eiser ervaart, en dat de in de FML aangegeven urenbeperking voldoende ruimte biedt voor recuperatie, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende toegelicht om de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts Derks in twijfel te trekken. Hierbij kan aan verweerder worden toegegeven dat het bij het geschetste ziektebeeld lastig is om de omvang van de noodzakelijke urenbeperking medisch objectief te onderbouwen. Bij gebreke van andere gegevens zal de urenbeperking daarom mede moeten worden gebaseerd op het dagverhaal van betrokkene. De rechtbank stelt vast dat het dagverhaal van eiser zoals omschreven in het rapport van verzekeringsarts Derks niet wezenlijk verschilt van het dagverhaal dat het uitgangspunt is geweest voor de rapportage van de verzekeringsarts b&b. Daarom is de rechtbank geenszins overtuigd van de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat met een urenbeperking van 3 tot 5 uur per dag en 15 tot 25 uur per week voldoende rekening wordt gehouden met eisers beperkingen. Zij heeft daarbij ook de medische informatie van cardioloog Visser in aanmerking genomen. Daarin is uiteengezet dat de afwijkingen bij eiser niet verklaard kunnen worden door deconditionering maar verband houden met de CVS/ME.
14. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit niet toereikend is. Het bestreden besluit verdraagt zich niet met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank maakt in dit geval gebruik van deze bevoegdheid, met name in het belang van een spoedige definitieve beslissing van het geschil dat partijen verdeeld houdt.
15. Verweerder kan het geconstateerde motiveringsgebrek herstellen door in de FML alsnog een urenbeperking op te nemen zoals door de verzekeringsarts Derks is bepleit, en vervolgens te bezien of er nog alternatieve functies voor eiser kunnen worden geselecteerd.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vijf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
16. Verweerder dient uiterlijk binnen twee weken mee te delen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vijf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten