ECLI:NL:RBDHA:2023:5042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
22/655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser, woonachtig in een portiekflat met zijn echtgenote en twee minderjarige kinderen, had een urgentieverklaring aangevraagd vanwege de psychische klachten van zijn echtgenote en de ongeschiktheid van hun woning. Het primaire besluit van 6 augustus 2021 wees deze aanvraag af, en het bestreden besluit van 16 december 2021 verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond.

Tijdens de zitting op 5 april 2023, waar de eiser en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank concludeerde dat het procesbelang van de eiser bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak was komen te vervallen, aangezien hij niet meer in de woning woonde en geen belang meer had bij de urgentieverklaring. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. De eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van de proceskosten.

De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier A. Nobel. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 en de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 in haar overwegingen betrokken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/655
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S.V. Hendriksen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.R. Prins).

Procesverloop

In het besluit van 6 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring afgewezen.
In het besluit van 16 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2023 ter zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde via een telefoonverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde via een beeldverbinding.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser woonde met zijn echtgenote en hun twee minderjarige kinderen in een portiekflat. Hij heeft een urgentieverklaring aangevraagd, in verband met de psychische klachten van zijn echtgenote en omdat de woning te klein en ongeschikt is voor het gezin.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden. [1] Voor verweerder bestond er voorts geen aanleiding om aan eiser op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring te verlenen. [2]
4. Eiser heeft in de nadere stukken aan de rechtbank medegedeeld dat hij en zijn echtgenote in scheiding liggen, dat de echtelijke huurwoning vooralsnog aan zijn exechtgenote is toegewezen, maar de kinderen bij hem verblijven. De gemachtigde van eiser heeft deze situatie ter zitting nogmaals bevestigd en verklaard dat eiser met de kinderen momenteel bij zijn moeder wonen.
5. De rechtbank is van oordeel dat het procesbelang van eiser bij een inhoudelijke beoordeling van deze zaak is komen te vervallen. Eiser woont immers niet meer in de woning en heeft geen belang meer bij een urgentieverklaring in verband met de psychische klachten van zijn exechtgenote.
Conclusie.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, onder b, c, d, g en m, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (hierna: de Hvv) gelezen in samenhang met de daarmee corresponderende artikelen van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (hierna: de Beleidsregel).
2.Artikel 7:3 van de Hvv.