ECLI:NL:RBDHA:2023:5041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 7137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft eiser, wonend in Italië, op 8 november 2022 een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser had op 23 september 2022 een Woo-verzoek ingediend, waarin hij informatie vroeg over de mandatering van het voorzitterschap van de ledenraad en andere gegevens. Verweerder heeft op 8 november 2022 een besluit genomen en dit aan eiser toegezonden. Eiser heeft echter betoogd dat verweerder niet geloofwaardig is in zijn stelling dat er geen aanvullende documenten zijn aangetroffen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 8 november 2022 een beslissing op het Woo-verzoek inhoudt, waardoor eiser geen belang meer heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van dat beroep. De rechtbank heeft ook overwogen dat de kosten die een professionele gemachtigde maakt voor het indienen van het beroep alleen vergoed kunnen worden als de eiser een gemachtigde heeft, wat hier niet het geval was.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Wet Dwangsom niet van toepassing is op de Woo, en dat verweerder geen dwangsom heeft verbeurd. Het beroep tegen het besluit van 8 november 2022 is ongegrond verklaard, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten bij verweerder aanwezig zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder uitvoerig heeft gezocht naar de gevraagde documenten en dat het niet ongeloofwaardig is dat deze niet zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de uitspraak op 12 april 2023 gedaan, waarbij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is verklaard en het beroep tegen het besluit van 8 november 2022 ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2023 in de zaak tussen

mr. [eiser], wonend in Italië, eiser,

en

het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Pors).

Procesverloop

Eiser heeft op 8 november 2022 een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) ingediend.
Op 8 november 2022 heeft verweerder een besluit op het Woo-verzoek genomen en aan eiser toegezonden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2023.
Eiser is verschenen. Ook was mr. [A] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [B].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft op 23 september 2022 een Woo-verzoek ingediend. Het verzoek ziet op de mandatering van het voorzitterschap van de ledenraad en diverse andere gegevens. Verweerder heeft een aantal documenten verstrekt en gesteld dat de andere gevraagde documenten niet zijn aangetroffen. Eiser vindt dit niet geloofwaardig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 8 november 2022 heeft beslist op het Woo-verzoek, zodat eiser geen belang meer heeft bij het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank overweegt dat in een geval als dit alleen de kosten die een professionele gemachtigde maakt voor het indienen van het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kunnen worden vergoed. Aangezien eiser het beroep zelf heeft ingediend, zijn er geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank komt daarom niet toe aan een oordeel over de vraag of verweerder op tijd heeft beslist.
Dwangsom
3. Voor zover eiser stelt dat verweerder door het niet tijdig nemen van een besluit een dwangsom heeft verbeurd, stelt de rechtbank vast dat de Wet Dwangsom niet van toepassing is op de Woo. [1] Verweerder heeft dus geen dwangsom verbeurd.
Beslissing op het Woo-verzoek
4. Verweerder heeft op 2 januari 2023 beslist op het bezwaarschrift dat eiser tegen het besluit van 8 november 2022 heeft ingediend. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Aangezien het beroep al mede is gericht tegen het besluit van 8 november 2022 merkt de rechtbank dit aan als een aanvullend besluit. Het beroep is ook gericht tegen dit aanvullende besluit.
5. Eiser voert -kort gezegd- aan dat hij het niet geloofwaardig vindt dat er niet meer informatie te vinden is, omdat dat onwaarschijnlijk is. Eiser stelt ook dat verweerder de informatie niet tegelijk met de bekendmaking van het besluit verstrekt. [2]
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in het aanvullend besluit heeft toegelicht dat hij uitvoerig heeft gezocht naar relevante documenten, maar dat die niet zijn aangetroffen. De rechtbank acht het niet ongeloofwaardig dat verweerder niet meer documenten heeft gevonden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gevraagde documenten wel bij verweerder berusten. De stelling van eiser dat verweerder de gevraagde documenten, zoals schriftelijke mandaten, op grond van de Awb had moeten opstellen doet er niet aan af dat verweerder de documenten niet heeft aangetroffen. De rechtbank overweegt dat verweerder de documenten tegelijk met het besluit tot openbaarmaking aan eiser heeft verstrekt. Daarmee zijn de stukken openbaar geworden. Verweerder is niet verplicht om de stukken daarnaast tegelijkertijd op een voor iedereen toegankelijke wijze openbaar te maken. Het besluit van 8 november 2022 kan dan ook in stand blijven.
Conclusies
7. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep voor zover het is gericht tegen het besluit van 8 november 2022 is ongegrond. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiser bestaat geen aanleiding.
8. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om eiser, zoals verweerder heeft verzocht, te veroordelen in de proceskosten van verweerder. Procederende burgers kunnen alleen in zeer uitzonderlijke gevallen in de proceskosten worden veroordeeld, bijvoorbeeld als sprake is van verwijtbaar onnodig procederen. Eiser heeft een aantal Wob- en Woo-verzoeken ingediend en in een kleiner aantal zaken beroep ingesteld. Dit aantal is onvoldoende aanleiding om eiser te veroordelen in de proceskosten. Het hoefde voor eiser bij het indienen van zijn verzoeken en/of bezwaren en beroepen daarnaast ook niet evident te zijn dat die niet tot een positief resultaat zouden leiden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 november 2022 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:2 van de Woo.
2.Als bedoeld in artikel 4.4, vijfde lid, van de Woo.