ECLI:NL:RBDHA:2023:5040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake de Wet openbaarheid van bestuur en het niet tijdig nemen van een besluit

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser, wonend in Italië, beroep ingesteld tegen het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. De zaak betreft een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) dat door verweerder op 22 maart 2022 is afgehandeld. Eiser had eerder, op 28 juni 2021, verzocht om openbaarmaking van een geluidopname en een verslag van de algemene ledenvergadering van 22 juni 2021. Verweerder weigerde dit verzoek, stellende dat het verslag zich nog in de conceptfase bevond en dat openbaarmaking pas na goedkeuring door de ALV op 9 juni 2022 mogelijk was.

Eiser heeft op 8 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat op het moment van indienen van het beroep al een besluit was genomen, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 22 maart 2022 moet worden gezien als een beslissing op bezwaar, maar dat eiser geen belang meer had bij de beoordeling daarvan, aangezien het definitieve verslag inmiddels openbaar was gemaakt en ook opnames beschikbaar waren op YouTube.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de vraag of opnames vernietigd mogen worden en de beslissing om minder uitgebreide verslagen te maken buiten de omvang van het geding vallen. Eiser kon deze stellingen niet voorleggen aan de bestuursrechter. Uiteindelijk heeft de rechtbank beide beroepen niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien om proceskosten te veroordelen, zowel voor eiser als voor verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2023 in de zaak tussen

mr. [eiser], wonend in Italië, eiser,

en

het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Pors).

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 maart 2022 een besluit genomen over het verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Eiser heeft op 8 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2023.
Eiser is verschenen. Ook was mr. [A] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [B].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft verweerder bij e-mailbericht van 28 juni 2021 met een beroep op de Wob verzocht om openbaarmaking van een geluidopname en een (ontwerp)verslag van de algemene ledenvergadering (ALV) van 22 juni 2021. Verweerder heeft bij e-mail van 17 januari 2022 aan eiser medegedeeld dat het verslag zich nog in de conceptfase bevindt en dat het deze pas definitief wordt na vaststelling door de ALV op 9 juni 2022. Eiser heeft verweerder bij e-mailbericht van 21 januari 2022 verzocht het besluit van 17 januari 2022 te heroverwegen. Verweerder heeft bij besluit van 22 maart 2022 geweigerd het conceptverslag openbaar te maken, omdat sprake is van beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad. [1] Eiser is het hier niet mee eens.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser stelt dat het besluit van 22 maart 2022 op het Wob-verzoek te laat is genomen. Verweerder heeft daardoor volgens eiser een fictief besluit genomen. Daartegen staat rechtstreeks beroep open. Eiser stelt daarnaast dat het besluit van 22 maart 2022 kan worden gezien als een beschikking op bezwaar, omdat verweerder al bij e-mailbericht van 17 januari 2022 heeft geweigerd de informatie te verstrekken en eiser hiertegen bezwaren heeft ingediend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Voor zover beroep was gericht tegen het uitblijven van een besluit stelt de rechtbank vast dat op het moment dat eiser zijn beroep indiende door verweerder al was beslist op het Wob-verzoek. Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is dan ook niet-ontvankelijk. Een dergelijk beroep kan alleen worden ingediend als een bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en niet als verweerder al een besluit heeft genomen. Dat het besluit van verweerder mogelijk niet tijdig is genomen doet hier niet aan af. Voor zover eiser stelt dat verweerder door het niet tijdig nemen van een besluit een dwangsom heeft verbeurd, stelt de rechtbank vast dat de Wet Dwangsom niet van toepassing is op de Wob. [2] Verweerder heeft dus geen dwangsom verbeurd.
4. Voor zover het beroep is gericht tegen de weigering het conceptverslag openbaar te maken overweegt de rechtbank dat dit eveneens niet-ontvankelijk is. Verweerder heeft bij e-mailbericht van 17 januari 2022 geweigerd op dat moment het verslag van de ALV, dus het conceptverslag, te verstrekken. In zijn e-mailbericht van 21 januari 2022 heeft eiser bezwaren opgeworpen tegen deze weigering. Verweerder is in het besluit van 22 maart 2022 ingegaan op deze bezwaren. De rechtbank is daarom van oordeel dat het besluit van 22 maart 2022 moet worden aangemerkt als een beslissing op bezwaar. De rechtbank stelt echter vast dat dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van dit besluit. Het definitieve verslag is inmiddels openbaar gemaakt en daarnaast is er een opname van de hele vergadering op YouTube te vinden. Niet valt in te zien waarom eiser dan nog belang zou hebben bij de openbaarmaking van het conceptverslag.
5. De rechtbank stelt vast dat de vraag of opnames vernietigd mogen worden en de beslissing om minder uitgebreid verslagen te gaan maken van de ALV buiten de omvang van het geding vallen. Verweerder heeft geen besluit in de zin van de Awb genomen over deze onderwerpen. Deze zaak kan alleen zien op het besluit op het Wob-verzoek. De stelling van eiser dat verweerder, zoals hij wil aantonen aan de hand van het verslag van de ALV, de Wet op het notarisambt niet naleeft, kan eiser daarom ook niet in deze procedure voorleggen aan de bestuursrechter.
Conclusies
6. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep voor zover het is gericht tegen het besluit van 22 maart 2022 is ook niet-ontvankelijk. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiser bestaat daarom geen aanleiding.
7. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om, zoals verweerder heeft verzocht, eiser te veroordelen in de proceskosten van verweerder. Procederende burgers kunnen alleen in zeer uitzonderlijke gevallen in de proceskosten worden veroordeeld, bijvoorbeeld als sprake is van verwijtbaar onnodig procederen. Eiser heeft een aantal Wob- en Woo-verzoeken ingediend en in een kleiner aantal zaken beroep ingesteld. Dit aantal is onvoldoende aanleiding om eiser te veroordelen in de proceskosten. Het hoefde voor eiser bij het indienen van zijn verzoeken en/of bezwaren en beroepen daarnaast ook niet evident te zijn dat die niet tot een positief resultaat zouden leiden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 22 maart 2022 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 11, eerste lid, van de Wob.
2.Artikel 15 van de Wob.