ECLI:NL:RBDHA:2023:5039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en de Wet op het notarisambt in relatie tot de accountantsverklaring

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een geschil tussen een eiser, wonend in Italië, en het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) over de openbaarmaking van een accountantsverslag. Eiser had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van het verslag van de accountant over het boekjaar 2019. Het primaire besluit van 19 augustus 2021 weigerde deze openbaarmaking. Na bezwaar verklaarde verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk. Eiser ging in beroep tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 22 februari 2023 werd eiser vertegenwoordigd, terwijl verweerder zich liet bijstaan door zijn gemachtigde en een andere vertegenwoordiger. Eiser stelde dat de accountantsverklaring van 2019 en 2020 nog steeds een niet-verspreidingsverklaring bevatte en dat verweerder niet voldeed aan de verplichting om de informatie gelijktijdig met de bekendmaking van het besluit te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de accountantsverklaring inmiddels openbaar was gemaakt en dat de informatie dus ook door eiser verspreid mocht worden. De rechtbank concludeerde dat verweerder de accountantsverklaring tegelijk met het besluit tot openbaarmaking aan eiser had verstrekt, en dat er geen verplichting was om dit met een toelichting te doen.

De rechtbank oordeelde verder dat de bezwaren van eiser met betrekking tot de naleving van de Wet op het notarisambt niet aan de bestuursrechter konden worden voorgelegd, en verklaarde het beroep ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank zag geen aanleiding om eiser in de proceskosten te veroordelen, aangezien er geen sprake was van verwijtbaar onnodig procederen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1623

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2023 in de zaak tussen

mr. [eiser], wonend in Italië, eiser,

en

het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Pors).

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 2 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2023.
Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft verzocht om openbaarmaking van het verslag van de accountant over het boekjaar 2019. Verweerder heeft bij het primaire besluit geweigerd het verslag openbaar te maken. In bezwaar is eiser hiertegen opgekomen en heeft hij ook gewezen op gebreken op grond van de Wet op het notarisambt (Wna). Bij het bestreden besluit heeft verweerder het verslag van de accountant alsnog openbaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard voor zover het ziet op de gestelde niet-naleving van de Wna, het door hem gestelde niet volgen van de juiste procedure tot vastlegging van de financiële verantwoording door het KNB-bestuur en voor zover het ziet op verzoeken die niet op de Wob zijn gebaseerd. Eiser is het niet eens met de niet-ontvankelijk verklaring en meent daarnaast dat verweerder het stuk meteen met het besluit openbaar had moeten maken met een passende toelichting.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Volgens eiser moet aan de bestuursrechter kunnen worden voorgelegd dat de Wna ten aanzien van de financiële verantwoording niet wordt nageleefd. Verder heeft verweerder de mogelijkheid geboden de accountantsverklaring van 2019 en 2020 te downloaden, maar de stukken bevatten nog steeds een niet-verspreidingsverklaring. De rechtbank wordt gevraagd om verweerder op te dragen een passende toelichting te plaatsen. Eiser heeft ook gewezen op twee onderschriften in de e-mail met als bijlage het bestreden besluit: een onderschrift waarmee opnieuw een verspreidingsverbod wordt opgelegd en een onderschrift over het niet kunnen ontlenen van rechten aan de elektronische verzending. De rechtbank wordt gevraagd verweerder op te dragen die (standaard)onderschriften bij e-mailberichten over de openbaarmaking niet meer te gebruiken. Ten slotte stelt eiser dat verweerder zich categorisch niet hield aan de verplichting om de informatie tegelijk met de bekendmaking van het besluit te verstrekken. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Op 1 mei 2022 is in werking getreden de Wet open overheid (Woo) en is de Wob vervallen. Voor de beoordeling van een besluit dat is genomen op grond van de Wob geldt die wet als toetsingskader. De rechtbank stelt vast dat de accountantsverklaring, waar het verzoek van eiser op zag, inmiddels openbaar is gemaakt op grond van de Wob. Daarmee is het openbaar geworden voor iedereen en mag eiser het dus ook verspreiden aan iedereen. Wat er in onderschriften in e-mailberichten staat kan niet afdoen aan de openbaarheid van de informatie.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder de accountantsverklaring tegelijk met het besluit tot openbaarmaking aan eiser heeft verstrekt. Daarmee is de accountantsverklaring openbaar geworden. Verweerder is op grond van de Wob niet verplicht om de accountantsverklaring met een toelichting op een voor iedereen toegankelijke wijze openbaar te maken. Ter voorlichting merkt de rechtbank op dat de Woo in hoofdstuk 6 regels bevat over de digitale informatiehuishouding en de verplichting voor bestuursorganen om maatregelen te treffen tot het duurzaam toegankelijk maken van digitale documenten.
5. Ten aanzien van bezwaargronden van eiser over de naleving van de Wna geldt dat deze niet zien op besluiten van verweerder in de zin van de Awb. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard op dat punt. Eiser kan de vraag of verweerder de Wet op het notarisambt naleeft niet in deze procedure aan de bestuursrechter voorleggen.
Conclusies
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiser bestaat daarom geen aanleiding.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser, zoals verweerder heeft verzocht, te veroordelen in de proceskosten van verweerder. Procederende burgers kunnen alleen in zeer uitzonderlijke gevallen in de proceskosten worden veroordeeld, bijvoorbeeld als sprake is van verwijtbaar onnodig procederen. Eiser heeft een aantal Wob- en Woo-verzoeken ingediend en in een kleiner aantal zaken beroep ingesteld. Dit aantal is onvoldoende aanleiding om eiser te veroordelen in de proceskosten. Het hoefde voor eiser bij het indienen van zijn verzoeken en/of bezwaren en beroepen daarnaast ook niet evident te zijn dat die niet tot een positief resultaat zouden leiden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Wob.