ECLI:NL:RBDHA:2023:5029
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Eritrese nationaliteit, op 1 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 22 februari 2022 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 18 november 2022 gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen over de aanvraag van eiseres.
Eiseres heeft op 20 december 2022 de Staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 5 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft de Staatssecretaris in gebreke gesteld voordat de beslistermijn was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat niet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb is voldaan.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.