ECLI:NL:RBDHA:2023:502
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering en terugvordering door het UWV
Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een WW-uitkering en de terugvordering van eerder ontvangen uitkeringsgelden. Eiseres had op 28 juli 2021 een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, die door het UWV was goedgekeurd met ingang van 1 augustus 2021. Echter, bij besluiten van 12 en 13 oktober 2021 heeft het UWV bepaald dat eiseres per 1 augustus 2021 geen recht had op de uitkering en de ontvangen uitkeringsgelden terugvorderde, omdat zij in augustus 2021 inkomsten had die hoger waren dan het voor haar geldende maandloon.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank overweegt dat het UWV bevoegd was om de uitkering in te trekken en het teveel betaalde terug te vorderen, omdat eiseres meer dan 87,5% van haar maandloon ontving door een flex-pensioen. Eiseres betwistte de feiten niet, maar stelde dat haar pensioeninkomsten buiten beschouwing hadden moeten worden gelaten. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van eiseres onvoldoende zijn voor een geslaagd beroep op de uitzonderingen in de wet, en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank wijst erop dat de wettelijke bepalingen duidelijk zijn en dat het UWV correct heeft gehandeld in het intrekken van de uitkering en de terugvordering. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de regels omtrent de WW-uitkering en de voorwaarden waaronder deze kan worden verkregen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.