ECLI:NL:RBDHA:2023:5015
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 15 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij brief van 16 juni 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 17 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 9 december 2022 alsnog de aanvraag van eiser ingewilligd, maar eiser heeft het beroep gehandhaafd en verzocht om vaststelling van de bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Het beroep tegen het besluit van 9 december 2022 is ongegrond, omdat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser is verschuldigd, conform de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.