ECLI:NL:RBDHA:2023:5007
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 9 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 30 juni 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 26 augustus 2022 alsnog de aanvraag ingewilligd, maar eiser heeft het beroep gehandhaafd en verzocht om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijke beslistermijn van zes maanden heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft rechtsgeldig in gebreke gesteld, en meer dan twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen.
Wat betreft het verzoek om bestuurlijke dwangsom heeft de rechtbank zich gebaseerd op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hebben geoordeeld dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet binnen twee weken na ingebrekestelling een besluit neemt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser is verschuldigd. Het beroep tegen het besluit van 26 augustus 2022 is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.