ECLI:NL:RBDHA:2023:4980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
NL23.6627
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 maart 2023, op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 13 maart 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat hij niet de intentie had om zich aan het toezicht te onttrekken, beoordeeld. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend maar was telkens met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring, zoals het niet op de voorgeschreven wijze binnenkomen van Nederland en het onttrekken aan het toezicht, feitelijk juist en voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere noodzaak was voor een lichter middel en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6627
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. L.D.H. Hamer),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Cherradi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999.
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden onder 3b, 3c en 3d en de lichte grond onder 4c heeft betwist. Over de zware grond onder 3b voert eiser aan dat het niet zijn intentie was om zich te onttrekken aan het toezicht. Eiser vertrok namelijk om medische redenen waarvoor hij geen aandacht kreeg in Nederland.
4. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden onder 3a en 3b feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser is zonder documenten Nederland ingereisd en beschikt dus ook niet over een inreisstempel. De zware grond 3a mag daarom aan de maatregel van bewaring ten grondslag worden gelegd. Verder heeft eiser meerdere malen in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar is na elke aanvraag met onbekende bestemming vertrokken. Zo heeft eiser op 21 december 2021 een asielaanvraag ingediend en is hij op 24 december 2021 met onbekende bestemming vertrokken. Ook heeft eiser op 20 november 2022 een asielaanvraag ingediend en is hij op 21 november 2022 met onbekende bestemming vertrokken. Dat het niet in de intentie was van eiser om met onbekende bestemming te vertrekken en dat hij dit deed om medische redenen, maakt niet dat deze grond niet feitelijk juist is. De zware grond onder 3b kan daarom naar het oordeel van de rechtbank ook aan de maatregel van bewaring ten grondslag worden gelegd.
5. De zware gronden onder 3a en 3b zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De geschilpunten over de overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
6. Eiser voert aan dat verweerder had kunnen volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Om iemand in bewaring te stellen op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet moet er sprake zijn van een bijzondere noodzaak. In het geval van eiser was er geen bijzondere noodzaak.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om te volstaan met het opleggen van een lichter middel. Deze maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet is noodzakelijk, omdat eiser meerdere keren een asielaanvraag heeft ingediend in Nederland (en Duitsland) en elke keer nadat hij deze aanvraag had ingediend is hij met onbekende bestemming vertrokken. Gezien het feit dat eiser meerdere keren met onbekende bestemming is vertrokken en gezien de gronden die de maatregel van bewaring kunnen dragen, blijkt dat er sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht en eiser in bewaring gesteld mocht worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
8. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1 niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.