Uitspraak
1.ECLI:EU:C:2014:1320.
2.ECLI:EU:C:2022:858.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, had beroep ingesteld tegen het verlengingsbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 6 maart 2023 was genomen. De maatregel van bewaring was oorspronkelijk opgelegd op 8 september 2022 en was verlengd met maximaal twaalf maanden. Eiser stelde dat de verlenging onterecht was, omdat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door het voornemen tot verlenging naar een andere advocaat te sturen en dat er geen zicht op uitzetting meer zou zijn.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat de verweerder voldoende had gemotiveerd dat aan de voorwaarden voor verlenging was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de vermelding in het verlengingsbesluit dat eiser geen zienswijze had ingediend, feitelijk juist was, omdat de gemachtigde van eiser tijdig op de hoogte was gesteld. De rechtbank concludeerde dat de weigering van eiser om mee te werken aan zijn uitzetting de voortgang van het uitzettingstraject belemmerde, maar dat dit niet betekende dat er geen zicht op uitzetting was.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de verplichting tot uitzetting ook op de verweerder rust en dat er mogelijkheden moeten blijven bestaan om het uitzettingstraject voort te zetten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.