ECLI:NL:RBDHA:2023:4974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
10 april 2023
Zaaknummer
AWB 22/4889, NL22.1551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw geboren in 1934, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'verblijf bij familie- of gezinslid', maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De staatssecretaris stelde dat eiseres onvoldoende informatie had aangeleverd om de aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen, ondanks dat zij de mogelijkheid had gekregen om het verzuim te herstellen. Eiseres voerde in beroep aan dat zij wel degelijk voldoende informatie had verstrekt en dat het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in strijd was met de Europese mensenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/4889 (beroep) en NL22.1551 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter van 30 maart 2023 in de zaken tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Procesverloop

Bij het besluit van 27 januari 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ niet in behandeling genomen. Ook is een terugkeerbesluit aan eiseres uitgereikt.
Bij het besluit van 29 juli 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep (AWB 22/4889) ingesteld. Ook heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL22.1551) te treffen.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1934 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Eiseres wenst verblijf bij haar dochter [A] (referente), die de Nederlandse nationaliteit heeft.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat eiseres - ondanks het bieden van een mogelijkheid tot herstel van het verzuim - onvoldoende informatie heeft aangeleverd om een inhoudelijke beschikking te kunnen voorbereiden. Verweerder heeft het bezwaar vervolgens ongegrond verklaard, omdat eiseres in bezwaar ook niet de gevraagde bewijsstukken voor haar aanvraag heeft aangeleverd. Daarom heeft verweerder niet kunnen beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor het gevraagde verblijfsdoel.

Wat vindt eiseres in beroep?

3. Eiseres voert in beroep aan dat zij wel degelijk voldoende informatie heeft aangeleverd bij verweerder om de aanvraag in behandeling te nemen. Verweerder heeft ten onrechte de brief van de gemachtigde van eiseres van 6 augustus 2021 en de overgelegde verklaring van referente, niet als aanvulling van de gevraagde bewijsstukken gezien. Daarnaast verkeert eiseres in bewijsnood ten aanzien van de gevraagde stukken, omdat het lastig is om deze uit Marokko te verkrijgen en bovendien een onredelijke termijn voor aanvulling door verweerder wordt gehanteerd. Ook is het niet in behandeling nemen van de aanvraag in strijd met artikel 3 en 8 van het EVRM [1] , het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Ten slotte dient eiseres in aanmerking te komen voor ambtshalve verlening van een verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez [2] en is het terugkeerbesluit onrechtmatig opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In geschil tussen partijen is - in de kern samengevat - of verweerder op goede gronden de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ niet in behandeling heeft genomen.
4.1
De rechtbank stelt ten eerste vast dat verweerder bij brief van 13 oktober 2021 aan eiseres heeft verzocht om de aanvraag binnen twee weken aan te vullen met de relevante gegevens. Verweerder heeft in voornoemde brief duidelijk en uitputtend uiteengezet welke informatie en bewijsstukken van eiseres verlangd worden om de aanvraag inhoudelijk te behandelen. Ook is op pagina 1 van deze brief uitdrukkelijk vermeld dat bij het niet compleet maken van de aanvraag verweerder kan besluiten tot buiten behandeling stellen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.2
Vaststaat dat eiseres de gevraagde stukken noch bij de loketafspraak op 25 oktober 2021, noch in reactie op de brief van 13 oktober 2021, heeft aangeleverd. Nu de gevraagde bewijsstukken ook in de bezwaarfase door eiseres niet zijn aangeleverd, heeft verweerder vervolgens op juiste gronden het besluit tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, gelet op artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb, gehandhaafd. De overgelegde brief van de gemachtigde van eiseres van 6 augustus 2021, de verklaring van referente en de stellingen namens eiseres op de zitting, maken dit oordeel niet anders. Verweerder stelt zich hierover terecht op het standpunt dat een en ander niet is onderbouwd door eiseres.
4.3
Wat het terugkeerbesluit betreft, heeft verweerder voldoende gemotiveerd aangegeven, dat dit conform de hiervoor geldende regelgeving is opgelegd.
4.4
Het beroep is alleen hierom al ongegrond. Aan de beoordeling van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan op het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [3] .
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep of verzet mogelijk.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
3.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.