In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot trajectmachtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, en betreft de minderjarige die geboren is in 2007. De kinderrechter heeft eerder op 1 december 2022 en 22 december 2022 al maatregelen getroffen, waaronder een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de aanvullende rapportage van de Raad van 8 maart 2023, waarin het verzoek is gewijzigd. De Raad verzoekt nu om een trajectmachtiging voor de resterende duur van het oorspronkelijke verzoek, tot 1 juni 2023, voor opname en verblijf van [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige01] niet ter zitting is verschenen, ondanks dat zij was opgeroepen. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de positieve ontwikkeling van [minderjarige01] en haar motivatie om haar behandeling voort te zetten. De kinderrechter concludeert dat er nog steeds sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige01] belemmeren. Daarom is opname en verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk, totdat er een plek beschikbaar is in een open groep.
De kinderrechter heeft het gewijzigde verzoek toegewezen en verleent een machtiging voor de opname en het verblijf van [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 23 maart 2023 tot 1 juni 2023. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.