ECLI:NL:RBDHA:2023:4968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
C/09/643951 / JE RK 23-459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met autismeproblematiek

Op 14 maart 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De kinderrechter heeft op 7 maart 2023 al mondeling beslist dat [minderjarige01] voorlopig onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst tot 8 maart 2023, in afwachting van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die ernstige zorgen heeft over de ontwikkeling van [minderjarige01]. Ondanks eerdere hulpverleningstrajecten zijn de zorgen toegenomen, en [minderjarige01] vertoont negatief en zelfbepalend gedrag, wat leidt tot conflicten en wegloopgedrag. De kinderrechter heeft de zaak op 14 maart 2023 met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar haar brief en die van de stiefvader zijn overgelegd.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is dat [minderjarige01] voorlopig onder toezicht wordt gesteld, gezien de ernstige bedreiging van zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft ook geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing verleend moet worden, omdat [minderjarige01] momenteel niet bij een van de ouders kan wonen. De ouders hebben hun zorgen geuit over de huidige plaatsing, maar er is op dit moment geen passend alternatief. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en benadrukt dat de jeugdbeschermer de plaatsing nauwlettend moet monitoren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Viezee als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/643951 / JE RK 23-459
Datum uitspraak: 14 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 8 maart 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende de minderjarige:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,hierna te noemen: [minderjarige01] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Op 7 maart 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank mondeling beslist dat [minderjarige01] voorlopig onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst tot 8 maart 2023 te 17:00 uur in afwachting van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek.
Bij beschikking van 8 maart 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van 8 maart 2023 tot 16 maart 2023 en is een machtiging verleend om [minderjarige01] uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg tot
9 maart 2023 en aansluitend om [minderjarige01] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek is voor het overige aangehouden in afwachting van de mondelinge behandeling ter zitting.
Op 14 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam01] namens de Raad;
  • [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader.
Voorafgaand aan de zitting is [minderjarige01] apart door de kinderrechter gehoord.
De moeder is niet ter zitting verschenen. Ter zitting is door de jeugdbeschermer een brief van de moeder en de stiefvader overgelegd waar de kinderrechter kennis van heeft genomen.

Feiten

Voor de feiten wordt verwezen naar de voorgaande beschikking.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot het verlenen van een machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Ter zitting heeft de Raad desgevraagd verduidelijkt dat wordt verzocht om een machtiging te verlenen voor de plek waar [minderjarige01] op dit moment verblijft, te weten bij de ouders van een vriend, dus in een voorziening voor (netwerk)
pleegzorg. Dit is een wijziging ten opzichte van het spoedverzoek.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige01] . Ondanks de inzet en pogingen daartoe van hulpverleningstrajecten zijn de zorgen alleen maar toegenomen in de afgelopen periode. [minderjarige01] laat negatief en zelfbepalend gedrag zien en accepteert geen gezag. Dit leidt aanhoudend tot conflicten en wegloopgedrag bij [minderjarige01] . Hij is daardoor ook geschorst van school. Ook zijn er zorgen over zijn sociale contacten. Als [minderjarige01] is weggelopen dan is er geen contact met hem te krijgen en is het onbekend waar hij is en met wie. Dit is in het bijzonder zorgelijk omdat het een kwetsbare jongen is waarbij onderliggend sprake is van autismegerelateerde problematiek. Op dit moment kan [minderjarige01] niet thuis wonen (bij de moeder noch bij de vader) omdat hij zich daar niet aan de regels kan houden en zijn veiligheid in het geding is als hij blijft weglopen. Wel is het van belang om zo snel mogelijk te onderzoeken wat in het belang van [minderjarige01] noodzakelijk is, zowel op de korte als op de lange termijn. Het is – mede gelet op de problematiek – in ieder geval niet in zijn belang om van crisisplek naar crisisplek te gaan. Daarom wordt verzocht om de plaatsing in het (netwerk)pleeggezin waar hij op dit moment verblijft voorlopig te formaliseren, met dien verstande dat de gecertificeerde instelling een nieuwe machtiging kan verzoeken als een passende vervolgplek is gevonden.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad, evenals het standpunt dat [minderjarige01] voorlopig het beste bij het huidige gezin kan verblijven. Er zijn geen signalen dat het daar niet goed of onveilig zou zijn, maar het is wel een (zeer) tijdelijke oplossing die uit noodzaak is ontstaan. De bedoeling is dan ook dat de komende periode zal worden bekeken of [minderjarige01] in een professionele omgeving kan verblijven (al dan niet ter overbrugging) of weer naar huis kan met veiligheidsafspraken. Ook zal aandacht uitgaan naar het hervatten van de schoolgang.
De vader verzet zich niet tegen de ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing, maar wel tegen voortzetting van het verblijf van [minderjarige01] in het huidige pleeggezin, omdat [minderjarige01] nu nog steeds kan doen wat hij wil. De vader hoopt dat [minderjarige01] snel de professionele hulp kan krijgen die hij nodig heeft en weer naar school kan, omdat het de afgelopen jaren niet is gelukt om de situatie te verbeteren, ook niet toen [minderjarige01] nog bij hem woonde.
Uit de brief van de moeder en de stiefvader blijkt dat zij wensen dat [minderjarige01] passende professionele hulp krijgt. Zij verzetten zich niet tegen de ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing, maar willen ook niet dat [minderjarige01] bij het huidige pleeggezin blijft.
Beoordeling
De kinderrechter is van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige01] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
De reden hiervoor is dat [minderjarige01] ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd, althans er is een ernstig vermoeden dat daarvan sprake is. Het gedrag van [minderjarige01] levert ernstige problemen op in de thuissituatie en op school. Onderliggend is sprake van een kwetsbare ontwikkeling vanwege autismeproblematiek. [minderjarige01] wil zijn eigen gang gaan en laat zich niet op zijn zelfbepalende gedrag aanspreken. Er is een negatief patroon ontstaan waarbij gesprekken over het gedrag van [minderjarige01] en afspraken waar hij zich aan moet houden telkens leiden tot (soms fysieke) conflictsituaties, waarna hij wegloopt. En er zijn zorgen over beïnvloeding door het netwerk waarin hij zich dan begeeft. De afgelopen maanden is al geprobeerd dit patroon te doorbreken, zoals met intensieve ambulante spoedhulp in de thuissituatie en coaching trajecten voor zowel [minderjarige01] als de moeder. Echter, mede vanwege het gedrag van [minderjarige01] is het gezin onvoldoende in staat gebleken te profiteren van deze hulp. Het heeft nieuwe incidenten en een (vrijwillige) uithuisplaatsing niet kunnen voorkomen. Het is dan ook noodzakelijk dat onderzocht wordt welke hulp beter aansluit en het is ook noodzakelijk dat het gezin, [minderjarige01] in het bijzonder, deze hulp gaat accepteren.
Daarnaast is de kinderrechter ook van oordeel dat de in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn en dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige01] op dit moment niet bij één van de ouders kan wonen zo lang de onderlinge spanning niet is weggenomen. Het risico dat [minderjarige01] opnieuw in het negatieve patroon en onveilige situaties terecht komt is aanmerkelijk, gelet op het verloop van de afgelopen periode. De kinderrechter heeft de weerstand van beide ouders tegen de huidige plaatsing gehoord en gelezen. Zij kan dit begrijpen vanuit de zorgen van de ouders over de invloed van het netwerk en hun gevoel dat [minderjarige01] hiermee wordt bevestigd in zijn zelfbepalende gedrag. Dat neemt niet weg dat een passend alternatief op dit moment ontbreekt. Bovendien kan de kinderrechter enkel beslissen op het verzoek dat voorligt. Gelet op de huidige situatie en de ernst van de problemen ziet de kinderrechter genoeg aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. De kinderrechter hecht er wel aan te benadrukken dat van de jeugdbeschermer wordt verwacht dat hij de plaatsing nauwlettend blijft monitoren en oog heeft voor de zorgen van de ouders hierover. Ter zitting is besproken dat de plaatsing in het huidige gezin zo kort mogelijk zal duren. Ook is gesproken over het organiseren van een herstelgesprek – door [minderjarige01] zelf voorgesteld – om te kijken of [minderjarige01] , al dan niet met een overbrugging, weer naar huis kan. De jeugdbeschermer kan de uithuisplaatsing tussentijds beëindigen of aan de kinderrechter een nieuwe machtiging vragen voor een geschikte vervolgplek.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 16 maart 2023 tot 7 juni 2023 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023 door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Viezee als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 maart 2023.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.