Op 14 maart 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De kinderrechter heeft op 7 maart 2023 al mondeling beslist dat [minderjarige01] voorlopig onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst tot 8 maart 2023, in afwachting van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die ernstige zorgen heeft over de ontwikkeling van [minderjarige01]. Ondanks eerdere hulpverleningstrajecten zijn de zorgen toegenomen, en [minderjarige01] vertoont negatief en zelfbepalend gedrag, wat leidt tot conflicten en wegloopgedrag. De kinderrechter heeft de zaak op 14 maart 2023 met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar haar brief en die van de stiefvader zijn overgelegd.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is dat [minderjarige01] voorlopig onder toezicht wordt gesteld, gezien de ernstige bedreiging van zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft ook geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing verleend moet worden, omdat [minderjarige01] momenteel niet bij een van de ouders kan wonen. De ouders hebben hun zorgen geuit over de huidige plaatsing, maar er is op dit moment geen passend alternatief. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en benadrukt dat de jeugdbeschermer de plaatsing nauwlettend moet monitoren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Viezee als griffier.