3.1.De man vordert na vermindering van eis ter zitting, uitvoerbaar bij voorraad:
indien [bedrijf 2] in de procedure tussen de B.V.’s haar vorderingen met betrekking tot de gebruiksvergoeding en de hypotheekrente handhaaft: te bepalen dat de vrouw aan de man een gebruiksvergoeding verschuldigd is voor het gebruik van de echtelijke woning tot de datum van overdracht van € 1.000,- per maand;
de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen zoals in de dagvaarding onder punt 4 tot en met 52 is opgenomen;
de echtelijke woning aan de vrouw toe te delen voor de taxatiewaarde onder de voorwaarde dat zij binnen een maand na de datum van het vonnis aantoont dat zij in staat is de financiering van de volledige eigendom van de woning te verkrijgen en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij ABN AMRO en de lening bij [bedrijf 1] van € 144.000,- af te lossen, waarna de vrouw de helft van de overwaarde (taxatiewaarde minus de hypothecaire geldlening en de lening bij [bedrijf 1] ) aan de man moet voldoen;
te bepalen dat de vrouw aan de man binnen twee weken na de datum van het vonnis in het kader van vergoedingsrechten aan de man dient te voldoen € 79.216,60 voor investeringen in de echtelijke woning;
indien [bedrijf 2] in de procedure tussen de B.V.’s haar vorderingen met betrekking tot de gebruiksvergoeding en de hypotheekrente handhaaft: de vrouw te veroordelen om de achterstallige rente op de lening bij [bedrijf 1] van € 15.162,- volledig voor haar rekening te nemen en de man daarvoor te vrijwaren;
te bepalen dat aan de man uit de verkoopopbrengst van de vakantiewoning te [plaats 3] vanwege verdeling en vergoedingsrechten een totaalbedrag toekomt van € 290.566,03;
de vrouw te veroordelen om binnen twee weken na de datum van het vonnis aan de man te voldoen de helft van de huuropbrengsten en de helft van de lasten met betrekking tot de vakantiewoning te [plaats 3] van totaal € 15.000,- plus € 4.606,50;
voor recht te verklaren dat de aandelen van [bedrijf 1] niet tot het te verrekenen vermogen behoren en dat er geen sprake is van enige verrekening of een vergoedingsrecht;
te bepalen dat de man op de vrouw een verrekeningsvordering heeft met betrekking tot de waarde van de aandelen in [bedrijf 2] per peildatum 22 januari 2020 en dat de vrouw binnen twee weken na de datum van het vonnis de helft van de waarde van de aandelen in [bedrijf 2] aan de man dient te voldoen en desnoods een deskundige te benoemen om de waarde van deze aandelen per de peildatum vast te stellen;
te bepalen dat de vrouw een eventuele schuld in rekening-courant bij [bedrijf 2] volledig voor haar rekening dient te nemen, zonder nadere verrekening;
te bepalen dat de vrouw binnen twee weken na de datum van het vonnis € 15.000,- aan de man dient te voldoen, vanwege de opname van € 30.000,- van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 3] ;
voor recht te verklaren dat de lijfrenteverzekering bij Nationale Nederlanden op naam van de man buiten het te verrekenen vermogen blijft omdat deze is gefinancierd uit de opbrengst van de voorhuwelijkse polis van de man;
te bepalen dat de gemeenschappelijke inboedel tussen partijen moet worden verdeeld volgens de door de man overgelegde inboedellijst;
te bepalen dat de vrouw binnen twee weken na de datum van het vonnis aan de man moet voldoen € 9.750,-, zijnde de helft van het contante geld;
met betrekking tot de pensioenaanspraken en oudedagsvoorzieningen te bepalen dat er geen aanspraak kan worden gemaakt op compensatie en/of afstorting, dan wel een pensioenspecialist te benoemen die zal vaststellen wat de vordering is;
te bepalen dat de vrouw binnen twee weken na de datum van het vonnis aan de man moet voldoen € 4.500,- met betrekking tot de teruggave inkomstenbelasting 2019 en € 3.198,- met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting 2018;
een en ander met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.